HV1 les 6 week 9-1 P3 PV WG OW


Welkom 
1 / 21
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

Cette leçon contient 21 diapositives, avec diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 60 min

Éléments de cette leçon


Welkom 

Slide 1 - Diapositive

Te behandelen grammatica Kern P3
Taalkundig ontleden
H5 Grammatica in talen 
H6 Zelfstandig naamwoord, lidwoord, bijvoeglijk naamwoord 
H7 Werkwoordsvormen 
H35 Voornaamwoorden (persoonlijk, betrekkelijk, bezittelijk, aanwijzend) 
H36 Bijwoord & voorzetsel 

Redekundig ontleden
H20 Persoonsvorm & onderwerp 
H21 Soorten werkwoorden en werkwoordelijk gezegde 
H22 Lijdend voorwerp en meewerkend voorwerp 
H37 Voorzetselvoorwerp & bijwoordelijke bepaling 

oefentoets & oefenbladen

Slide 2 - Diapositive

Vandaag

stil lezen
redenkundig ontleden H20
keuzebord


Slide 3 - Diapositive

Stil lezen
timer
7:00

Slide 4 - Diapositive

Lesdoelen
Je leert hoe je de volgende zinsdelen herkent in een zin:
persoonsvorm
onderwerp
werkwoordelijk gezegde

Slide 5 - Diapositive

Herhaling vorige les
We hebben de volgende woordsoorten besproken:
- lidwoorden
- zelfstandig naamwoorden
- bijvoeglijk naamwoorden
- werkwoorden

Vertel....

Slide 6 - Diapositive

Persoonsvorm PV
De PV is altijd een werkwoord. 
De volgende morgen lag de groene enveloppe op de mat.

1. De vraagproef
Maak een vragende zin. Het werkwoord dat vooraan komt te staan is de PV. 
Lag de volgende morgen de groene enveloppe op de mat?

2. De tijdproef
Verander de tijd van de zin. Het werkwoord dat verandert is de PV. 
De volgende morgen ligt de groene enveloppe op de mat.

3. De getalproef
Verander het getal (enkelvoud/meervoud) van het onderwerp. Het werkwoord dat verandert is de PV. 
De volgende morgen lagen de groene enveloppen op de mat. 

Slide 7 - Diapositive

Zinsdelen
De volgende morgen |lag |de groene enveloppe | op de mat.
Begin altijd met het verdelen van de zin in zinsdelen. Een zinsdeel is één woord of een groepje woorden dat bij elkaar hoort.

Wat je voor de persoonsvorm kunt zetten, is een zinsdeel:
Lag de volgende morgen de groene envelop op de mat?
De volgende morgen lag de groene enveloppe op de mat. 
De groene enveloppe lag de volgende morgen op de mat.
Op de mat lag de volgende morgen de groene enveloppe.

 
Dit zijn de zinsdelen:
lag
de volgende morgen
de groene enveloppe
op de mat

 

Slide 8 - Diapositive

Onderwerp OW
1. Gebruik Wie/Wat + PV

De magere jongen stond in het doel.
PV: stond

Onderwerp = Wie/Wat + PV
Wie/Wat stond? de magere jongen stond
Onderwerp: de magere jongen


Slide 9 - Diapositive

Onderwerp OW
2. Verander de persoonsvorm van meervoud naar enkelvoud of andersom. Het onderwerp verandert mee. 

De magere jongen stond in het doel.                 De magere jongens stonden in het doel.
Onderwerp: de magere jongen


3. Maak de zin vragend. Het zinsdeel dat meteen na de pv komt te staan, is het onderwerp. 
Stond de magere jongen in het doel?

Slide 10 - Diapositive

Werkwoordelijk gezegde WG

Alle werkwoorden in de zin.
Ook delen van scheidbare werkwoorden: 
opletten - let…op
De woordjes ‘te’ en ‘aan het’ horen bij het WG.
Hij zat op de rug van het paard een boek te lezen.
WG: zat te lezen
De kinderen zijn tikkertje aan het spelen.
WG: zijn aan het spelen

Slide 11 - Diapositive

Werkwoordelijk gezegde

Soms is het WG maar één werkwoord, dat is dan ook altijd de PV.
Soms zijn het er meer. 

Slide 12 - Diapositive

Werkwoordelijk gezegde
Die bloemen staan al een hele week in de vaas.

PV: staan
OW: die bloemen
WG: staan

Slide 13 - Diapositive

Werkwoordelijk gezegde
Dit weekend wil ik mijn verjaardag gaan vieren

PV: wil
OW: ik
WG: wil gaan vieren

Slide 14 - Diapositive

Keuzebord
het minst moeilijk

iets moeilijker


het meest moeilijk





Kies een opdracht die past bij jouw niveau. 



Slide 15 - Diapositive

Aan de slag
Je bekijkt de 3 opdrachten en 
kiest 1 die je gaat maken.
Let op: de andere 2 opdrachten
maak je niet.

Je gaat zelfstandig aan de slag 
met de opdrachten. 
timer
1:00
timer
10:00

Slide 16 - Diapositive

Vervolgens
1. Zoek een klasgenoot die dezelfde opdracht aan het maken is. 

2. Bespreek met hem/haar de antwoorden en verbeter elkaars werk.  

3. Ik loop langs en geef feedback.


timer
8:00

Slide 17 - Diapositive

Nakijken

Kijk de opdrachten na met het antwoordenblad. 

timer
6:00

Slide 18 - Diapositive

Zijn voor jou de lesdoelen behaald
Ik kan uitleg geven over de onderstaande zinsdelen:

persoonsvorm
onderwerp
werkwoordelijk gezegde

Vertel......



Slide 19 - Diapositive

Huiswerk 

Maken H20 opdr. 6 en 7

Slide 20 - Diapositive

Volgende les


H21 redekundig ontleden

Slide 21 - Diapositive