c. Hij | is | helaas | wel | vaak | ziek | geweest.
o ng ng
d. Dat | is | logisch.
Slide 6 - Diapositive
Antwoorden opdracht 4
a. geen / wel / is / ng
b. geen / wel / is / ng
c. wel / niet / doet / wg
d. wel / niet / doet / wg
e. wel / niet / doet / wg
f. geen / wel / is / ng
g. wel / niet / doet / wg
h. wel / niet / doet / wg
Slide 7 - Diapositive
Antwoorden opdracht 5
ng o ng
a. Tegenwoordig | is | 27 april | de verjaardag van koning Willem Alexander.
ng o ng
b. Eigenlijk | was | de eerste ‘Koningsdag’ uit de geschiedenis | een Prinsessendag.
o ng ng
c. Die datum | bleef | onveranderlijk | tot de troonsopvolging van koning Willem Alexander.
Slide 8 - Diapositive
Naamwoordelijk gezegde
o ng ng
Het uitje naar het Kroller-Muller-museum in de zomer | schijnt | ontzettend gezellig | te zijn.
naamwoordelijk (zins)deel
Slide 9 - Diapositive
Hoe kan je het naamwoordelijk gezegde herkennen?
Zoek alle werkwoorden in de zin.
Kies het belangrijkste werkwoord (het werkwoord met de meest duidelijke/belangrijke betekenis).
Stel jezelf de vraag: heeft dit werkwoord een duidelijke betekenis? Nee? Waarschijnlijk naamwoordelijk gezegde.
Stel jezelf de vraag: is dit werkwoord één van de koppelwerkwoorden (zijn/worden/blijven/blijken/lijken/schijnen)? Ja? Waarschijnlijk naamwoordelijk gezegde.
Doet of is het onderwerp van de zin iets? Doet: werkwoordelijk gezegde. Is: naamwoordelijk gezegde.
Zeker weten of je een naamwoordelijk gezegde hebt? Controleer of je het koppelwerkwoord van de zin kunt vervangen door een ander koppelwerkwoord (zijn, worden, blijven, blijken, lijken, schijnen).