1B verwijswoorden 5.3 lezen

• Nederlands
• Middelbare school
• vmbo b
• Leerjaar 1

Goede morgen allemaal!

Lesdoelen van vandaag:

• je weet het nog wanneer je een meervoud met -en schrijft, met -s of met 's.
• je leert wat een verwijswoord is
• je weet hoe je een verwijswoord gebruikt
• je herkent waar een verwijswoord naar verwijst

even terugkijken

Bij het meervoud van bak

1. zet je alleen-en erachter
2. moet er een letter bij en dan -en
3. moet er een letter af.

Welke twee woorden zijn geen tegenstelling ....

1. laag - hoog
2. veilig - gevaarlijk
3. prijzig - duur
4. boven - onder

Een verwijswoord....

Verwijst naar één of meer woorden uit de tekst

Zorgt voor afwisseling in de tekst

Je weet al dat je voor de-woorden deze of die kunt zetten.
Voor het woorden zet je dit of dat.

Mevrouw Zoethout en meneer Hekkema fietsen naar school

Voorbeelden:

Dat merk kun je hier niet kopen, maar dit wel, hoor.

Die fiets is erg mooi, maar deze is goedkoper.

De jas die ik kocht, was te kort.

Met het woord dat kun je ook naar een hele zin verwijzen:
-Er rent een losgebroken schaap door de straat. Dat is erg grappig. 

Weet jij van wie het liedje is dat ze nu draaien?

1. Het verwijswoord is dat
2. Het verwijswoord is wie
3. Het verwijswoord is draaien
4. Het verwijswoord is het

Het schilderij is heel mooi! Wie heeft dat / die gemaakt?

1. dat
2. die

Kies uit deze die of dit?
Ik schreef snel een briefje en plakte .......... op het raam.

1. deze
2. die
3. dit

Wat zijn de verwijswoorden?

Aan het werk.

• Maak de startopdracht en  opdracht 1, 2 3 en 4 van blz. 154, 155 en 156.

Vragen???