2bk - All Right! - Unit 1 - Lesson 5 (3 lesuren)

All Right! Unit 1
Lesson 5
WRITING
1 / 25
suivant
Slide 1: Diapositive
EngelsMiddelbare schoolvmbo b, kLeerjaar 2

Cette leçon contient 25 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 120 min

Éléments de cette leçon

All Right! Unit 1
Lesson 5
WRITING

Slide 1 - Diapositive

Lesson 1.5 WRITING
Leerdoelen:
  • Je kunt een lijst met vragen over jezelf invullen.
  • Je kunt eenvoudige zinnen opschrijven over jezelf en iemand anders.

Grammar: heden (present tense) en to be en to have
Words: Relationships

Slide 2 - Diapositive

Lesson 1.5 WRITING


Maak eerst samen Exercise 1 (p. 30)

Bestudeer de Words en Expressions E in de Studybox (p. 43/44)
Maak Exercise 2 + 3 + 4 (p. 30)
Words & Expressions

Slide 3 - Diapositive

Woordjes leren!
Leer de woordjes van Lesson 1.5 op p. 43 van je boek of in de Woordtrainer online.
timer
5:00

Slide 4 - Diapositive

Nakijken/bespreken
Kijk Exercise 1 t/m 4 na in je boek (p. 30/31)

Slide 5 - Diapositive

Geef in het Engels antwoord op de volgende vraag:
What is your example of a good friend?

Slide 6 - Question ouverte

1.5 Grammar - Present Simple
Present Simple
Bestudeer de Grammar in de
Studybox van Lesson 1.5 (p. 44)


+ zinnen

Slide 7 - Diapositive

Vul de zin aan met het juiste ww:
"We always ... on holiday in Summer."
(to go)
A
go
B
goes

Slide 8 - Quiz

Vul de zin aan met het juiste ww:
"She never ... football."
(to play)
A
play
B
plays

Slide 9 - Quiz

1.5 Grammar - Present Simple
Present Simple
Bestudeer de Grammar in de
Studybox van Lesson 1.5 (p. 44)


- zinnen
en
? zinnen

Slide 10 - Diapositive

Wat is de juiste negatieve zin?
A
She don't think about him.
B
She not think about him.
C
She think not about him.
D
She doesn't think about him.

Slide 11 - Quiz

Wat is de juiste vraagzin?
A
Do you prefer soup or bread?
B
You prefer soup or bread?
C
Prefer you soup or bread?
D
Does you prefer soup or bread?

Slide 12 - Quiz

zijn = to be (+)

ik ben     I am
jij bent     you are
hij is     he is
zij is     she is
het is     it is
wij zijn     we are
zij zijn     they are
jullie zijn     you are
(-)

I'm not
you're not
he's not
she's not
it's not
we're not
they're not
you're not
(?)

am I..?
are you..?
is he...?
is she..?
is it...?
are we..?
are they..?
are you..?

Slide 13 - Diapositive

hebben = to have got

ik heb     I have got
jij hebt      you have got
hij heeft      he has got
zij heeft     she has got
het heeft      it has got
wij hebben      we have got
zij hebben      they have got
jullie hebben      you have got
(-)

I haven't got
you haven't got
he hasn't got
she hasn't got
it hasn't got
we haven't got
they haven't got
you haven't got
(?)

have I got?
have you got?
has he got?
has she got?
has it got?
have we got?
have they got?
have you got?

Slide 14 - Diapositive

Vul de (+) zin aan met het juiste vorm van het ww:
"You ... so funny!"
(to be)

Slide 15 - Question ouverte

Vul de (-) zin aan met het juiste vorm van het ww:
"He ... a good player."
(not / to be)

Slide 16 - Question ouverte

Vul de (?) zin aan met het juiste vorm van het ww:
"... she a kind person?"
(to be)

Slide 17 - Question ouverte

Vul de (+) zin aan met het juiste vorm van het ww:
"They ... a reservation tonight."
(have got)

Slide 18 - Question ouverte

Vul de (-) zin aan met het juiste vorm van het ww:
"They ... at school."
(not / to be)

Slide 19 - Question ouverte

Vul de (?) zin aan met het juiste vorm van het ww:
"... we a fun class?"
(to be)

Slide 20 - Question ouverte

1.5 Grammar - Present Simple
Present Simple
Bestudeer de Grammar in de
Studybox van Lesson 1.5 (p. 44)

Maak Opdracht 5 t/m 8 (p. 32/33)

Slide 21 - Diapositive

Nakijken/bespreken
Kijk Opdracht 5 t/m 8 na in je boek (p. 32/33)

Slide 22 - Diapositive

1.5 Grammar - voegwoorden

 
and = en
but = maar
or = of

Maak Opdracht 9 op p. 34.
Voegwoorden:
verbinden zinnen of delen van zinnen met elkaar.

Slide 23 - Diapositive

Nakijken/bespreken
Kijk Opdracht 9 na in je boek (p. 34)

Slide 24 - Diapositive

Finished Lesson 5!
Leer de Words en Expressions en bestudeer de Grammar op p. 43-45.

Ken je het? Begrijp je het?
Nee!          Oefen de Words in Woordtrainer online
                   Schrijf de Expressions over van p. 44
                   Oefen Grammar met Versterk Jezelf of vraag uitleg aan je docent.

Ja!             Maak de Test Jezelf van Lesson 5, zorg dat je alle doelen behaald.

Slide 25 - Diapositive