De sociaal werker - 16 Projecten en activiteiten Projecten en activiteiten les 2

Waarvoor gebruik je een activiteit?
1 / 24
suivant
Slide 1: Carte mentale
sociaal werkMBOStudiejaar 1

Cette leçon contient 24 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

Éléments de cette leçon

Waarvoor gebruik je een activiteit?

Slide 1 - Carte mentale

projecten en activiteiten.
  
Een activiteit gebruik je om een bepaald doel te behalen.

Slide 2 - Diapositive

2 Wat is een voorbeeld van een activiteit? Geef ook aan wat het doel is.

Slide 3 - Carte mentale

activiteit
Een voorbeeld kan zijn het organiseren van schilderlessen voor ouderen. 

Het doel kan dan zijn om eenzaamheid onder ouderen terug te dringen.

Slide 4 - Diapositive

3 Wat is een project?

Slide 5 - Carte mentale

project
Een proces waarbij eenmalig binnen een bepaalde tijd wordt toegewerkt naar een gesteld doel.

Slide 6 - Diapositive

4 Wat is het verschil tussen een activiteit en een project?

Slide 7 - Carte mentale

activiteit of een project
Een project is grootschaliger dan een activiteit. Er zijn meer mensen betrokken bij een project.                                                                  
Een project kan ook langer duren. Een project is opgedeeld in fasen.

Slide 8 - Diapositive

5 Welke vragen moet je jezelf stellen voor je daadwerkelijk een activiteit of een project organiseert?

Slide 9 - Carte mentale

De vragen zijn Wie? Wat? Waar? Wanneer? Welke?
 Wie nemen deel aan de activiteit en wie organiseren het? 
Wat houdt de activiteit precies in? Wat heb ik allemaal nodig (geld, middelen)?
Waar wordt de activiteit gehouden? Wanneer vindt de activiteit plaats? 
Welke risico's bedreigen het slagen van het project? Door die vragen te stellen, komen ook weer nieuwe vragen op, zoals:
Hoe krijg ik de mensen zover dat ze deelnemen aan de activiteit? 
Heb ik een vergunning nodig?
Enzovoort.

Slide 10 - Diapositive

6 Uit welke fasen bestaat een projectorganisatie?

Slide 11 - Carte mentale

Projecten of activiteiten organiseren
In een project is het gebruikelijk om te werken in opeenvolgende fasen, om zo een goed overzicht te houden en te waken over de haalbaarheid en de risico's.

Slide 12 - Diapositive

De zes fasen van projectmanagement zijn:
initiatieffase: een project of activiteit organiseren begint met een aanleiding: een probleem, vraag of idee
definitiefase: je stelt samen met de doelgroep het doel op (wat?)
ontwerpfase: je bedenkt hoe je het doel kunt behalen (hoe?)
voorbereidingsfase: je maakt een plan van aanpak en draaiboek
realisatiefase: je voert het project uit
nazorgfase: in stand houden van het project(resultaat).

Slide 13 - Diapositive

Initiatieffase
Een project of activiteit heeft dus een aanleiding. Het is niet de bedoeling dat jij met het geld van de gemeente zomaar een gezellige buurtbarbecue organiseert. 
Dit kan wel, maar dan moet er een aanleiding zijn. Deze vind je door je ogen en oren open te houden. Wat is er nodig in een wijk? Moet de veiligheid verbeterd worden? Is er overlast van hangjongeren? Zijn er veel eenzame ouderen? Of veel schuldproblemen? 
Kortom: welke problemen doen zich daadwerkelijk voor en hoe kunnen die worden aangepakt? Die informatie krijg je van verschillende kanalen. De bewoners zelf, door met ze te praten. 
En door gesprekken met de wijkmanager en met mensen die een centrale rol in de wijk hebben.


Slide 14 - Diapositive

Definitiefase
Je hebt een aanleiding voor een project of activiteit gevonden. Dan stel je een doel op, dat concreet beschrijft wat je wilt bereiken. 
Een doel is bijvoorbeeld de huidige beoordeling van de sociale veiligheid in de wijk door de bewoners van een 6,5 verhogen tot een 7 in een periode van een jaar. 
Het opstellen van een doel is best lastig en moet goed gebeuren. 
Je kunt daarvoor de SMART-methode gebruiken.

Slide 15 - Diapositive

Wat?
Met een aanleiding en een doel op papier, ga je nadenken over hoe je het doel kunt behalen. Pas nu begint je project of activiteit vorm te krijgen.
Je ideeën sluiten aan bij het doel. Als je ouderen uit hun isolement wilt halen, organiseer je geen nachtelijk dance event. Maar misschien wel yogalessen of een sociale mediacursus. 
Als je mensen wilt informeren over de hulp en ondersteuning die ze kunnen krijgen in het kader van de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) organiseer je bijvoorbeeld een informatiebijeenkomst.

Slide 16 - Diapositive

Mobiliseren, activeren en motiveren
Mensen hebben allemaal hun eigen ideeën en drijfveren. Bewoners hebben misschien helemaal geen zin in deelname aan de activiteit. Jij bent constant bezig met het mobiliseren, activeren en motiveren van mensen. Van mensen die je wilt bereiken, of mensen die helpen met de organisatie. Hoe je dat doet, verschilt per keer. Soms moet je mensen duidelijk aanspreken, de volgende keer luister je vooral. Het is goed om na te denken over hoe je jouw doelgroep het beste kunt bereiken en benaderen.

Slide 17 - Diapositive

Ontwerpfase
In de ontwerpfase denk je na over hoe je jouw doelen kunt behalen en wat je daarvoor nodig hebt.

Slide 18 - Diapositive

 ontwerpfase Middelen 
Middelen zijn de materialen, mensen, vergunningen en het geld dat je nodig hebt voor je project of activiteit. 
Je bent steeds bezig met het opzetten van een netwerk, zodat je makkelijk de middelen voor een activiteit kunt regelen. 
Je hebt bijvoorbeeld dranghekken nodig om een gebied af te zetten

Slide 19 - Diapositive

 ontwerpfase Risico's
Een project of een activiteit wil nog wel eens mislukken omdat er niet goed is nagedacht over mogelijke risico's. Er kunnen veel factoren zijn die een project of activiteit bedreigen. Ook kan een project mislukken omdat het niet voldoende begrensd is of niet aan wetten of regels voldoet. 
Daarom denk je vooraf na over vragen als: hoe kan ik de veiligheid van iedereen garanderen, met welke wet- en regelgeving moet ik rekening houden en wat zijn de beperkingen in tijd en in wat mensen fysiek en mentaal aankunnen?

Slide 20 - Diapositive

Voorbereidingsfase
De ideeën, mensen en middelen die je nodig hebt werk je uit in een plan van aanpak. Hierin beschrijf je de aanleiding, de voorbereiding, wie welke acties onderneemt, welke samenwerking met anderen nodig is en de beoogde resultaten. Iedereen die bij de organisatie betrokken is, moet weten wat er van hem verwacht wordt. In een draaiboek leg je tot in detail de organisatie vast

Slide 21 - Diapositive

Realisatiefase
In deze fase voer je een projectplan uit en bewaak je de voortgang ervan. De afzonderlijke activiteiten worden uitgevoerd binnen de geplande tijd, het beschikbare budget, kortom volgens het draaiboek. Aan het einde van de realisatiefase wordt het projectresultaat opgeleverd aan de opdrachtgever.

Slide 22 - Diapositive

Nazorgfase
Het project of de activiteit is beëindigd. Het resultaat mag er zijn! Dat is een mooi moment voor een feestje. In de nazorgfase gaat het naast afronden om evalueren. Bij de evaluatie zijn de volgende vragen van belang: Heeft de opdrachtgever gekregen wat hij verwachtte? Heeft hij de samenwerking als prettig ervaren? Zijn er nog verbeterpunten? Hoe hebben de deelnemers het project of de activiteit ervaren? Is het doel bereikt? Hebben de teamleden de samenwerking als prettig ervaren? Wil je voor een volgend project weer met hen samenwerken? En andersom? Tot slot bedank je de teamleden natuurlijk voor hun inzet.

Slide 23 - Diapositive

Een projectorganisatie bestaat uit de volgende zes fasen:
• initiatieffase
• definitiefase
• ontwerpfase
• voorbereidingsfase
• realisatiefase
• nazorgfase.

Slide 24 - Diapositive