test jezelf dementie eehk

test jezelf 
Dementie 
1 / 45
suivant
Slide 1: Diapositive
Verpleging en verzorgingMBOStudiejaar 4

Cette leçon contient 45 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 60 min

Éléments de cette leçon

test jezelf 
Dementie 

Slide 1 - Diapositive

De hersenen en het ruggenmerg behoren tot het ….. ?
A
perifere zenuwstelsel
B
centrale zenuwstelsel

Slide 2 - Quiz

Welke vorm van dementie komt het meest frequent voor? (30 seconden)

Slide 3 - Question ouverte

Welke vorm van dementie start typische op latere leeftijd, zo gemiddeld rond het 70e jaar?
A
FTD
B
Alzheimer dementie
C
Korsakov
D
Vasculaire dementie

Slide 4 - Quiz

Welke van de onderstaande vormen van dementie heeft GEEN geleidelijk beloop?
A
frontotemporale dementie
B
Alzheimer dementie
C
Parkinson dementie
D
Vasculaire dementie

Slide 5 - Quiz

Sleep de oorzaken bij de juiste vorm van dementie
Ziekte van Alzheimer
vasculaire dementie
Lewi body dementie
frontotemporale dementie
eiwitophoping EN atrofie van het brein
eiwit aanslag in het brein
verstoorde bloedvoorziening naar hersenen
genetische afwijking, nog niet helemaal duidelijk

Slide 6 - Question de remorquage

Sleep de kenmerken bij de juiste vorm van dementie
Ziekte van Alzheimer
vasculaire dementie
Lewi body dementie
frontotemporale dementie
stoornissen in geheugen, handelen, spreken, inzicht, interesse e. a. 
wisselend beeld, verward, concentratieprobleem hallucinaties, loopstoornissen
zeer afhankelijk van plaats getroffen gebied
vooral karakter veranderingen, 'raar' gedrag, egoisme

Slide 7 - Question de remorquage

Stelling: vasculaire dementie kan ontstaan door een CVA
A
waar
B
niet waar

Slide 8 - Quiz

Stelling: vasculaire dementie kan ontstaan door microbloedinkjes in de hersenen
A
waar
B
niet waar

Slide 9 - Quiz

Stelling: vasculaire dementie kan ontstaan door een hersenbloeding
A
waar
B
niet waar

Slide 10 - Quiz

Stelling: vasculaire dementie gaat typisch geleidelijk achteruit. En kan soms stapsgewijs ineens verergeren?
A
waar
B
niet waar

Slide 11 - Quiz

Slide 12 - Diapositive

Een patient heeft een hersenbeschadiging in het frontale gedeelte van de hersenen opgelopen. Welke problemen verwacht je bij deze patient?
A
decorumverlies en inzichtsproblemen
B
loopstoornissen en geheugenproblemen
C
visusproblemen en geheugenproblemen
D
loopstoornissen en decorumverlies.

Slide 13 - Quiz

Wat is de directe oorzaak van korsakov?
A
vitamine B12 tekort
B
chronisch overmatig alcohol gebruik
C
Vitamine B1 tekort
D
Coma zuipen

Slide 14 - Quiz

Met welke term beschrijf je: de zorgvrager vertelt je verhalen die geheel of gedeeltelijk niet waar zijn.
A
persevereren
B
confabuleren
C
apraxie
D
afasie

Slide 15 - Quiz

Met welke term beschrijf je: patiënt kan de handelingen niet op de juiste manier of juiste volgorde uitvoeren. . ?
A
persevereren
B
confabuleren
C
apraxie
D
afasie

Slide 16 - Quiz

Welke 3 zaken test je als je de orientatie test? (30 seconden)

Slide 17 - Question ouverte

Met welke term beschrijf je: de patient vertelt onwaarheden om zijn eigen fouten/vergissingen te verdoezelen?
A
facadegedrag
B
decorumverlies
C
confabuleren
D
apathie

Slide 18 - Quiz

Slide 19 - Diapositive

Stelling: als iemand bij de dokter komt met geheugenproblemen en inzichtproblemen,.
Dan is er sowieso sprake van dementie. Moet je alleen nog de vorm van dementie vaststellen.
A
waar
B
niet waar

Slide 20 - Quiz

Wat betekent dementie letterlijk?
A
fysieke aftakeling
B
ouder worden
C
geestelijke aftakeling
D
vergeetachtig zijn

Slide 21 - Quiz

Hoe wordt dementie met
Lewy-lichaampjes genoemd?
A
Lewy-dementie
B
Lewy-body dementie
C
Lewyoïd
D
Lewy-dementie met lichaampjes

Slide 22 - Quiz

Korsakov is GEEN vorm van dementie, maar heeft wel kenmerken daarvan
A
Juist
B
Onjuist

Slide 23 - Quiz

Is dementie een ouderdomsziekte?
A
Ja
B
Nee

Slide 24 - Quiz

Mensen met dementie in een meer vergevorderd stadium kunnen vooral dingen uit het verleden herinneren . Dingen vragen over de dag of week ervoor heeft weinig zin en geeft alleen onrust en onzekerheid.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 25 - Quiz

de ziekte dementie is progressief
A
Juist
B
Onjuist

Slide 26 - Quiz

Bij fronto-temporale dementie zie je
A
Schade aan bloedvaten
B
Ophoping van het TAU eiwit
C
Meyline schade
D
Afwijking in een gen

Slide 27 - Quiz

Bij vasculaire dementie zie je
A
afwijkend gen
B
schade aan de bloedvaten
C
ophoping van het TAU eiwit
D
myeline schade

Slide 28 - Quiz

Welk van onderstaande antwoorden is GEEN symptoom van dementie?
A
Taalproblemen
B
Problemen met zien
C
Gewichtstoename
D
Onrust

Slide 29 - Quiz

wat is een voorbeeld een afasie?
A
Hakkelen tijdens het vertellen van een verhaal
B
Agressief taalgebruik tijdens het communiceren
C
Termen uit andere, vroeger geleerde talen door de zinnen verwerken

Slide 30 - Quiz

Wat is een voorbeeld van agnosie?
A
Het niet meer herkennen van eigen kinderen
B
Niet meer goed kunnen lopen
C
Het proces van de ogen, waardoor je langzaam blind wordt

Slide 31 - Quiz

wat is een voorbeeld van apraxie?

A
Niet meer weten hoe je moet lopen
B
Verlies van zindelijkheid
C
Vergeten hoe de koffie gezet moet worden
D
Het constante gebruik van scheldwoorden tijdens het communiceren

Slide 32 - Quiz

Een zorgvrager kan niet meer goed nieuwe informatie onthouden. Dit is een vorm van
A
dementie
B
LBD
C
ziekte van Alzheimer
D
FDT

Slide 33 - Quiz

Een verschil tussen delier en dementie is: dementie ontstaat langzaam en delier acuut
A
Juist
B
Onjuist

Slide 34 - Quiz

Bij LBD kan men de volgende symptomen hebben:
A
aandachtsstoornissen & visuele hallucinatie
B
aandachtsstoornissen & gehoor hallucinatie
C
Geen van beide

Slide 35 - Quiz

De achteruitgang bij LBD verloopt meestal sneller dan die bij de ziekte van Alzheimer.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 36 - Quiz

Mensen met een vasculaire dementie hebben veranderingen in de persoonlijkheid of heftige emotionele reacties op gebeurtenissen
A
Juist
B
Onjuist

Slide 37 - Quiz

Er zijn drie varianten frontotemporale stoornissen, die bepaald worden door de eerste symptomen die optreden: deze zijn
A
De gedragsvariant De taalvariant De bewegingsvariant
B
De gedragsvariant De geheugenvariant De bewegingsvariant
C
De geheugenvariant De taalvariant De bewegingsvariant
D
De gedragsvariant De taalvariant De geheugenvariant

Slide 38 - Quiz

Iemand met LBD kan binnen een jaar van af en toe wat traag zijn veranderen in iemand die in een rolstoel zit.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 39 - Quiz

FDT kan in alle leeftijdscategorieën voorkomen
A
Ja, vooral bij jonge mensen tussen de 20 en 40 jaar
B
Ja, vooral bij ouderen rond de 60 jaar
C
Nee, het komt het meeste voor tussen de 40 en 60 jaar
D
Nee, onder de 50 jaar komt het niet voor

Slide 40 - Quiz

LBD is heel makkelijk te herkennen
A
Dat klopt, want je ziet dit aan de verschijnselen die optreden
B
Dat klopt, want men kan dit in het bloed onderzoeken
C
Nee dit klopt niet, het verschilt van dag tot dag qua verschijnselen
D
Nee dit klopt niet, want men denkt sneller aan Parkinson dan aan LBD

Slide 41 - Quiz

Iemand met Lewy body dementie (LBD) heeft in het begin geen geheugenproblemen of moeite met het uitvoeren van handelingen.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 42 - Quiz

Hoeveel fasen kent de ziekte van Alzheimer?
A
2
B
3
C
4
D
Deze ziekte kent geen fasen

Slide 43 - Quiz

Frontotemporale dementie (FDT) ontstaat doordat hersencellen in het gedragsgebied en het taalgebied afsterven
A
Juist
B
Onjuist

Slide 44 - Quiz

Bij FDT volgen geheugenproblemen vaak pas in een vroeger stadium.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 45 - Quiz