VVT deel 1 - Les 1 - dementie deel 1 KD2016

1 / 41
suivant
Slide 1: Diapositive
Verpleging en verzorgingMBOStudiejaar 4

Cette leçon contient 41 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 60 min

Éléments de cette leçon

Slide 1 - Diapositive

Huishoudelijke mededelingen (1) 
           Farmacologie op school
Kijk nog eens even naar de afspraken:
- hoe je je gedraagt in de klas
- KOM OP TIJD!!!!!!

Voor de 3E: 
- maandag een gast tijdens de les 
- opdracht online
- MAAK je werkblad in teams - bestanden > nabespreking maandag. 

Slide 2 - Diapositive

Huishoudelijke mededelingen (1) 
           ONLINE LESSEN VVT
Aanwezigheid bij de online les > MEEDOEN in de les. 

Is het lessonup? 

zegt lessonup dat niet of bijna niet hebt meegedaan: AFWEZIG of TE laat in de registratie. 

Slide 3 - Diapositive

Slide 4 - Diapositive

Slide 5 - Diapositive

Slide 6 - Diapositive

Slide 7 - Diapositive

De hersenen en het ruggenmerg behoren tot het ….. ?
A
perifere zenuwstelsel
B
centrale zenuwstelsel

Slide 8 - Quiz

Sleepvraag benaming

1
2
3
4
5
6
7
8
Frontale kwab
cerebrum
parietale kwab 
occipitale kwab
Temporale kwab
cerebellum/kleine hersenen
hersenstam
begin van ruggenmerg

Slide 9 - Question de remorquage

Sleepvraag functie hersenen
2
3
4
5
6
8
motorische functies
verwerking sensorische informatie
verwerking visuele informatie
Gehoor en evenwicht
sensorische en motorische zenuwen van hoofd/hals gebied
regeling vitale functies
coordinatie en bijsturing motoriek

Slide 10 - Question de remorquage

Slide 11 - Diapositive

Stelling: de term 'dementie' en de term 'neurodegeneratieve aandoening' betekenen iets anders.
A
waar
B
niet waar

Slide 12 - Quiz

Welke vorm van dementie komt het meest frequent voor? (30 seconden)

Slide 13 - Question ouverte

Welke vorm van dementie start typische op latere leeftijd, zo gemiddeld rond het 70e jaar?
A
Ziekte van Pick
B
Alzheimer dementie
C
Korsakov dementie
D
Vasculaire dementie

Slide 14 - Quiz

Welke van de onderstaande vormen van dementie heeft GEEN geleidelijk beloop?
A
frontotemporale dementie
B
Alzheimer dementie
C
Parkinson dementie
D
Vasculaire dementie

Slide 15 - Quiz

Sleep de oorzaken bij de juiste vorm van dementie
Ziekte van Alzheimer
vasculaire dementie
Lewi body dementie
frontotemporale dementie
eiwitophoping EN atrofie van het brein
eiwit aanslag in het brein
verstoorde bloedvoorziening naar hersenen
genetische afwijking, nog niet helemaal duidelijk

Slide 16 - Question de remorquage

Sleep de kenmerken bij de juiste vorm van dementie
Ziekte van Alzheimer
vasculaire dementie
Lewi body dementie
frontotemporale dementie
stoornissen in geheugen, handelen, spreken, inzicht, interesse e. a. 
wisselend beeld, verward, concentratieprobleem hallucinaties, loopstoornissen
zeer afhankelijk van plaats getroffen gebied
vooral karakter veranderingen, 'raar' gedrag, egoisme

Slide 17 - Question de remorquage

Stelling: vasculaire dementie kan ontstaan door een CVA
A
waar
B
niet waar

Slide 18 - Quiz

Stelling: vasculaire dementie kan ontstaan door microbloedinkjes in de hersenen
A
waar
B
niet waar

Slide 19 - Quiz

Stelling: vasculaire dementie kan ontstaan door een hersenbloeding
A
waar
B
niet waar

Slide 20 - Quiz

Stelling: vasculaire dementie gaat typisch geleidelijk achteruit. En kan soms stapsgewijs ineens verergeren?
A
waar
B
niet waar

Slide 21 - Quiz

Slide 22 - Diapositive

Slide 23 - Diapositive

Een patient heeft de volgende klachten: geheugenstoornissen, aandacht en concentratiestoornissen, wisselende verwardheid met hallucinaties, stijfheid bij het lopen, start en stop problemen bij het lopen, maskergelaat. Wat heeft deze patient?
A
CVA in de substantia nigra
B
ziekte van Parkinson
C
ziekte van Pick
D
Lewi-body dementie.

Slide 24 - Quiz

Een patient heeft een hersenbeschadiging in het frontale gedeelte van de hersenen opgelopen. Welke problemen verwacht je bij deze patient?
A
decorumverlies en inzichtsproblemen
B
loopstoornissen en geheugenproblemen
C
visusproblemen en geheugenproblemen
D
loopstoornissen en decorumverlies.

Slide 25 - Quiz

Wat is de directe oorzaak van korsakov?
A
vitamine B12 tekort
B
chronisch overmatig alcohol gebruik
C
Vitamine B1 tekort
D
Coma zuipen

Slide 26 - Quiz

Met welke term beschrijf je: de zorgvrager vertelt je verhalen die geheel of gedeeltelijk niet waar zijn.
A
persevereren
B
confabuleren
C
apraxie
D
afasie

Slide 27 - Quiz

Met welke term beschrijf je: patiënt kan de handelingen niet op de juiste manier of juiste volgorde uitvoeren. . ?
A
persevereren
B
confabuleren
C
apraxie
D
afasie

Slide 28 - Quiz

Welke 3 zaken test je als je de orientatie test? (30 seconden)

Slide 29 - Question ouverte

Met welke term beschrijf je: de patient vertelt onwaarheden om zijn eigen fouten/vergissingen te verdoezelen?
A
facadegedrag
B
decorumverlies
C
confabuleren
D
apathie

Slide 30 - Quiz

Welke lichamelijke problemen kom je tegen bij dementie?
Met andere woorden, waar moet je op letten bij je patient?

Slide 31 - Question ouverte

Met welke term beschrijf je: de patient vertelt onwaarheden om zijn eigen fouten/vergissingen te verdoezelen?
A
facadegedrag
B
decorumverlies
C
confabuleren
D
apathie

Slide 32 - Quiz

Met welke term beschrijf je:
de patient houdt zich niet aan fatsoensnormen. Voorbeelden: boeren laten, poepen/plassen op de gang, schelden, eetgewonten, seksuele ontremming, gebrek aan persoonlijke hygiene.
A
facadegedrag
B
decorumverlies
C
confabuleren
D
apathie

Slide 33 - Quiz

Slide 34 - Diapositive

Slide 35 - Diapositive

Stelling: als iemand bij de dokter komt met geheugenproblemen en inzichtproblemen,.
Dan is er sowieso sprake van dementie. Moet je alleen nog de vorm van dementie vaststellen.
A
waar
B
niet waar

Slide 36 - Quiz

Wat voor andere oorzaken kunnen er zijn voor de klachten die je ziet bij dementie (geheugen, handelen, verlies van interesse, concentratiestoornissen)? (2 minuten)

Slide 37 - Question ouverte

Slide 38 - Diapositive

Slide 39 - Diapositive

Wat ga je doen bij de eerstvolgende Farmacologie les op school?
A
Ik kom op tijd!!!
B
Ik kom helemaal niet
C
Ik kom te laat, zonder reden.
D
Het kan me niks schelen.

Slide 40 - Quiz

Slide 41 - Diapositive