Een 50-jarige vrouw met een blanco voorgeschiedenis heeft in de nacht koorts ontwikkeld met koude rillingen en malaise. Ze collabeert later die dag, maar wil op dat moment nog geen contact opnemen met haar huisarts. Aan het eind van de middag alarmeert haar dochter de huisarts, die besluit tot een spoedvisite.
De huisarts treft een heldere, adequate vrouw in bed aan. Ze oogt niet acuut ziek en er is geen duidelijke focus van de koorts te vinden. De vitale parameters tonen een temperatuur van 38,9 °C, bloeddruk van 90/52 mmHg, ademhalingsfrequentie van 22 en een hartfrequentie van 118/min. Onderzoek van de urine wijst op een urineweginfectie.
Wat is hier aan de hand?