Qu'est-ce que LessonUp
Rechercher
Canaux
Connectez-vous
S'inscrire
‹
Revenir à la recherche
Verwijswoorden
Verwijswoorden
Woorden die terugwijzen naar een eerder genoemd woord of vooruitwijzen naar een woord verderop in een zin.
De man
die
mij gisteren een cadeau gaf.
Dat
leuke meisje kijkt naar het bord.
1 / 10
suivant
Slide 1:
Diapositive
Cette leçon contient
10 diapositives
, avec
diapositives de texte
.
Commencer la leçon
Partager
Imprimer la leçon
Éléments de cette leçon
Verwijswoorden
Woorden die terugwijzen naar een eerder genoemd woord of vooruitwijzen naar een woord verderop in een zin.
De man
die
mij gisteren een cadeau gaf.
Dat
leuke meisje kijkt naar het bord.
Slide 1 - Diapositive
Hij, zij (ze) of het?
De
: Mannelijke en vrouwelijke woorden. Hij / zij / hem / haar
Het
: onzijdig. Het / zijn
Bij twijfel: check woordenboek of woordenlijst.org
Slide 2 - Diapositive
Voorbeelden
Omdat de boom van binnen verrot was, moest
hij
worden omgezaagd
De commissie heeft besloten
haar
opdracht terug te geven, omdat
ze
door de directie wordt tegengewerkt.
Utrecht is trots op
zijn
Domtoren.
Slide 3 - Diapositive
Die of dat / deze of dit?
Bij de-woorden: die en deze
Bij het-woorden: dat en dit
De
oude molen
die
in Leiden staat, wordt volgend jaar gesloopt.
Dit
pand staat al maanden te koop, maar
dat
verderop in de straat was binnen enkele maanden verkocht.
Slide 4 - Diapositive
Dat of wat?
Dat:
verwijzen naar een het-woord
Wat:
verwijzen naar:
overtreffende trap (het grootste, mooiste)
onbepaald voornaamwoord (alles, iets, niets)
een hele zin
Slide 5 - Diapositive
Voorbeelden
Het spectaculairste
wat
ik ooit heb meegemaakt...
Alles
wat
we van deze zaak weten, is...
Deze leerlingen hebben nog niet betaald,
wat
tot veel jaloezie leidt.
De docent gaf mij strafwerk dat ik heel vervelend vond
De docent gaf mij strafwerk, wat ik heel vervelend vond.
Slide 6 - Diapositive
Wie of waar?
Voorzetsel + wie: personen
waar + voorzetsel: zaken of dieren
De stelling
waarover
we debatteren.
De leerling
over wie
we vergaderen.
Slide 7 - Diapositive
Hen of hun?
- Hun NOOIT als onderwerp
- Hen na een voorzetsel
- Hen als lijdend voorwerp (wie/wat + gezegde + ow?)
- Hun alleen als meewerkend voorwerp (kun je er 'aan' voor denken?)
Slide 8 - Diapositive
Voorbeelden
De leerlingen waren aardig, daarom wilde de docent
hen
(lv) helpen.
Ik heb de toets naar (vz)
hen
opgestuurd.
De directie bood
hun
(mv) een feestmaal aan.
Wij mogen hier huiswerk maken, want
hun
doen dat ook.
Slide 9 - Diapositive
Huiswerk
Oefening 4 t/m 8, pagina 215
Slide 10 - Diapositive
Plus de leçons comme celle-ci
Verwijswoorden
May 2023
- Leçon avec
31 diapositives
Nederlands
Middelbare school
havo
Leerjaar 4
SCC M8 L1 Verwijswoorden
November 2023
- Leçon avec
29 diapositives
Nederlands
Middelbare school
havo
Leerjaar 4
M8 L1 Verwijswoorden
November 2022
- Leçon avec
29 diapositives
Nederlands
Middelbare school
havo
Leerjaar 4
GYM 4 - donderdag 21-11
November 2019
- Leçon avec
31 diapositives
Nederlands
Middelbare school
vwo
Leerjaar 6
4v Verwijswoorden
February 2021
- Leçon avec
28 diapositives
Nederlands
Middelbare school
havo
Leerjaar 4
NN7 - Formuleren §5 - Lastige verwijswoorden
January 2023
- Leçon avec
18 diapositives
Nederlands
Middelbare school
havo, vwo
Leerjaar 1
Formuleren - Verwijsfouten
January 2025
- Leçon avec
21 diapositives
Nederlands
Middelbare school
vwo
Leerjaar 4
FO - Verwijsfouten
January 2025
- Leçon avec
22 diapositives
Nederlands
Middelbare school
vwo
Leerjaar 4