werkwoordsvormen en werkwoordstijden

• Nederlands
• Middelbare school
• vwo
• Leerjaar 2

Hoofdstuk 6:

spelling

werkwoorden

1hvb

Je leert over werkwoordsvormen en werkwoordstijden

🎈

Werkwoordsvormen
infinitief: het hele werkwoord

persoonvorm tegenwoordige tijd (pvtt)

persoonvorm verleden tijd (pvvt)

voltooid deelwoord (vd)

onvoltooid deelwoord (od)

Werkwoordstijden

• onvoltooid tegenwoordige tijd (ott) = ik lees, jij werkt 
• onvoltooid verleden tijd (ovt) =
  ik las, jij werkte  
• voltooid tegenwoordige tijd (vtt)
  = ik heb gelezen, jij hebt gewerkt
• voltooid verleden tijd (vvt) =
  ik had gelezen, jij had gewerkt 

Welke werkwoordsvorm is spreken in de volgende zin?
Ik kreeg de leerling niet te spreken.

Welke werkwoordvorm is versierd in de volgende zin?
De woonkamer was feestelijk versierd voor zijn verjaardag.

Benoem de werkwoordstijd.
Ik volg de les.

1. ott
2. vtt
3. ovt
4. vvt

Benoem de werkwoordtijd.
Ik had spinazie gegeten.

1. ott
2. vtt
3. ovt
4. vvt

Hij heeft dit jaar nog geen les (verzuimen).

Hoe spel je deze werkwoordsvorm?

1. verzuimt
2. verzuimen
3. verzuimd
4. verzuim

Tot mijn verbazing (ontruimen) men die bouwvallige huizen niet.

Hoe heet deze werkwoordsvorm?

1. PV TT
2. VD
3. PV VT
4. INF

Tot mijn verbazing (ontruimen) men die bouwvallige huizen niet.

Hoe spel je deze werkwoordsvorm?

1. ontruimt
2. ontruimen
3. ontruimd
4. ontruim

De verzekeringsmaatschappij zou maar een deel van de schade (vergoeden).

Hoe heet deze werkwoordsvorm?

1. PV TT
2. VD
3. PV VT
4. INF

De verzekeringsmaatschappij zou maar een deel van de schade (vergoeden).

Hoe spel je deze werkwoordsvorm?

1. vergoedt
2. vergoeden
3. vergoed
4. vergoedden

Ondanks alle maatregelen (stranden) er nu nog regelmatig een schip op deze kust.

Hoe heet deze werkwoordsvorm?

1. PV TT
2. VD
3. PV VT
4. INF

Die chauffeur (versperren) met zijn vrachtwagen de toegang tot de parkeerplaats.

Hoe spel je deze werkwoordsvorm?

1. verspert
2. versperren
3. versperd
4. versper

We zijn elkaar helemaal (ontgroeien) na die verhuizing.

Hoe heet deze werkwoordsvorm?

1. PV TT
2. INF
3. PV VT
4. VD

We zijn elkaar helemaal (ontgroeien) na die verhuizing.

Hoe spel je deze werkwoordsvorm?

1. ontgroeit
2. ontgroeidt
3. ontgroeid
4. ongroeien

Jacob werkt als professioneel tester van hondenvoeding

1. o.t.t.
2. o.v.t.
3. v.t.t.
4. v.v.t.

Hij heeft in die baan al heel wat hondenvoeding geproefd

1. o.t.t.
2. o.v.t.
3. v.t.t.
4. v.v.t.

Volgens Jacob verschilt de smaakzin van die van mensen

1. o.t.t.
2. o.v.t.
3. v.t.t.
4. v.v.t.

Maar ook bij honden moeten de ingrediënten in balans zijn.

1. o.t.t.
2. o.v.t.
3. v.t.t.
4. v.v.t.

Tot nu toe at hij het liefst lam met erwten en peterselie

1. o.t.t.
2. o.v.t.
3. v.t.t.
4. v.v.t.

Hij was zoals altijd begonnen met een zorgvuldige blik op het voer.

1. o.t.t.
2. o.v.t.
3. v.t.t.
4. v.v.t.

Zo had hij de hoeveelheid bosbessen en groene bonen vastgesteld.

1. o.t.t.
2. o.v.t.
3. v.t.t.
4. v.v.t.

Daarna wordt de beoordeling van het recept gemaakt.

1. o.t.t.
2. o.v.t.
3. v.t.t.
4. v.v.t.

Bijna altijd neemt Jacob een hap van het hondenvoer.

1. o.t.t.
2. o.v.t.
3. v.t.t.
4. v.v.t.