Week 36: het persoonlijk voornaamwoord

• Duits
• Middelbare school
• havo
• Leerjaar 3

Welkom V4 

Startklaar:

- boek op tafel

- telefoon weg

Was machen wir heute?

Grammatik: het persoonlijk voornaamwoord

Naamvallen: wat is het?

"Een naamval drukt de grammaticale functie van een zinsdeel uit"

1) onderwerp = 1e naamval

2) lijdend voorwerp = 4e naamval

Naamvallen: hoe dan?

Wat is jou opgevallen?

Wanneer werd gebruik gemaakt van 'ich' en wanneer 'mich'?

Naamvallen: hoe dan?

Voorzetsels: für, durch, gegen, ohne, um

= 4e naamval (mich, dich, ihn, etc.)

Geen voorzetsel?  1e naamval (ich, du, er, etc.)

Naamvallen: hoe dan?

Naamvallen: wat is het?

"Een naamval drukt de grammaticale functie van een zinsdeel uit"

1) onderwerp = 1e naamval

2) lijdend voorwerp = 4e naamval

3) meewerkend voorwerp = 3e naamval

Naamvallen: hoe dan?

Voorzetsels: mit, nach, bei, seit, von, zu, aus

= 3e naamval (mir, dir, ihm etc.)

Naamvallen: hoe dan?

Stappenplan

1) Staat er een voorzetsels vòòr het persoonlijk voornaamwoord?

2) Ja --> welke naamval wil dit voorzetsel?

2) Nee --> 1e naamval

3) Schrijf de juiste vorm op (ich of mich of mir?)

Nu zelf!

Maak de extra opdracht (eventueel met behulp van het schema op blz. 251)