Europa 3.12 t/m 3.19

In een situatie van laagconjunctuur houdt anticyclisch conjunctuurbeleid in dat ...
A
de overheid minder gaat besteden
B
de overheid meer gaat besteden
C
de overheid de belastingen verlaagt
D
de overheid de belastingen verhoogt
1 / 19
suivant
Slide 1: Quiz
EconomieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 5

Cette leçon contient 19 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

In een situatie van laagconjunctuur houdt anticyclisch conjunctuurbeleid in dat ...
A
de overheid minder gaat besteden
B
de overheid meer gaat besteden
C
de overheid de belastingen verlaagt
D
de overheid de belastingen verhoogt

Slide 1 - Quiz

Het verhogen van de uitgaven in een periode van ... is een voorbeeld van procyclisch conjunctuurbeleid.
A
Laagconjunctuur
B
Hoogconjunctuur

Slide 2 - Quiz

Houden landen zich aan het verdrag?
Nee. 
Convergentie --> landen groeien op economisch gebied naar elkaar toe. 
Divergentie --> landen groeien op economisch gebied uit elkaar. 
Landen worden door elkaar beïnvloed --> daarom is het verdrag nodig. 

Slide 3 - Diapositive

Het stabiliteits- en groeipact
Duitsland en Frankrijk norm overtreden -> Boetes zijn niet opgelegd --> andere landen gingen de norm ook overtreden. 

Gevolg
  • Staatsschuld is niet meer houdbaar. 
  • Hoge rentes betalen
  • Belegger vrezen dat hun schuld niet wordt terugbetaald --> hogere rentes --> hoger tekort.

Slide 4 - Diapositive

Speltheorie
Wel of niet houden aan het pact?
Wel --> beter voor iedereen. 
Niet --> aanlokkelijk voor het land zelf. 

Dominante strategie
Zelfbinding

Slide 5 - Diapositive

Ruilen over tijd
Lenen
Je ontvangt nu geld wat je kunt uitgeven, hier moet je op een later moment voor betalen (aflossen en rente). 
De toekomstige generatie betaalt. 

Slide 6 - Diapositive

Wat bepaalt de wisselkoers van de euro?

De wisselkoers is de ‘prijs’ van een valuta.

De ‘prijs’ (koers) wordt, net als bij een ‘gewoon’ product bepaald door ....................... en .......................... .

Slide 7 - Diapositive

Wat bepaalt de wisselkoers van de euro?

De wisselkoers is de ‘prijs’ van een valuta.

De ‘prijs’ (koers) wordt, net als bij een ‘gewoon’ product bepaald door vraag en aanbod.

Slide 8 - Diapositive

Voorbeeld
De pond/euro koers is de wisselkoers van het pond ten opzichte van de euro: £ 1 = € 1,40. Dit wil zeggen 1 pond ‘kost’ 1,40 euro.
Als even later de koers van het pond verandert, bijvoorbeeld £ 1 = € 1,50, dan is de pond dus ...................... geworden. De pond is dus ................... waard geworden. 

Slide 9 - Diapositive

Voorbeeld
De pond/euro koers is de wisselkoers van het pond ten opzichte van de euro: £ 1 = € 1,40. Dit wil zeggen 1 pond ‘kost’ 1,40 euro.
Als even later de koers van het pond verandert, bijvoorbeeld £ 1 = € 1,50, dan is de pond dus ‘duurder’ geworden. De pond is dus meer waard geworden. Dit noemen we appreciatie.

Slide 10 - Diapositive

Het enige verschil met een ‘gewoon’ product is dat de vraag naar de ene munt altijd samengaat met aanbod van een andere munt.


Als je bijvoorbeeld euro’s omwisselt voor ponden, ben je ............................ van euro’s en .............................. van ponden.

Slide 11 - Diapositive

Het enige verschil met een ‘gewoon’ product is dat de vraag naar de ene munt altijd samengaat met aanbod van een andere munt.


Als je bijvoorbeeld euro’s omwisselt voor dollars, ben je aanbieder van euro’s en vrager van dollars.

Slide 12 - Diapositive

Voorbeeld
Als de pond meer waard wordt in euro’s, wordt euro minder waard in ponden.

£ 1 = € 1,40 € 1 = £ ......
£ 1 = € 1,50 € 1 = £ ......
1 euro ‘kost’ minder, dus de euro daalt in waarde. 

Slide 13 - Diapositive

Voorbeeld
Als pond meer waard wordt in euro’s, wordt euro minder waard in ponden.

£ 1 = € 1,40 € 1 = £ 0,71
£ 1 = € 1,50 € 1 = £ 0,67
1 euro ‘kost’ minder, dus de euro daalt in waarde. Dit noemen we een depreciatie.

Slide 14 - Diapositive

Vraag- en aanbodlijn

De wisselkoers wordt bepaald door vraag en aanbod.

De vraaglijn verloopt dalend,

de aanbodlijn stijgend.

Dus, als de wisselkoers stijgt,

zal de vraag dalen en het

aanbod stijgen.

Slide 15 - Diapositive

Vraaglijn

Bij verschillende wisselkoersen 'kijken' we naar wat de vraag zou zijn.

Als de wisselkoers ..................., wordt import vanuit dit land voor andere landen duurder en zal dus dalen. Die andere landen ........................... dus minder van de munt.

Slide 16 - Diapositive

Het evenwicht

Daar waar vraag = aanbod

(van één munt) is er sprake

van een evenwichtsprijs.

Net als bij een ‘gewoon’

product zal de evenwichtskoers

(-prijs) pas veranderen als de

vraag- of aanbodlijn verandert.

Slide 17 - Diapositive

Vaste wisselkoersen

Het grootste voordeel van een vaste wisselkoers is dat er geen wisselkoersrisico meer is.


Mensen die handelen met het buitenland hebben dus minder ......................................... en dit is bevorderlijk voor de internationale handel.

Slide 18 - Diapositive

Vaste wisselkoersen

Het grootste voordeel van een vaste wisselkoers is dat er geen wisselkoersrisico meer is.


Mensen die handelen met het buitenland hebben dus minder onzekerheid en dit is bevorderlijk voor de internationale handel.

Slide 19 - Diapositive