Les chiffres, les jours et les mois
1 / 22
La durée de la leçon est: 45 minÉléments de cette leçon
Slide 1 - Diapositive
dimanche
A
donderdag
B
vrijdag
C
zaterdag
D
zondag
Slide 2 - Quiz
vendredi
A
woensdag
B
donderdagwit
C
vrijdag
D
zaterdag
Slide 3 - Quiz
jeudi
A
dinsdag
B
woensdag
C
donderdag
D
vrijdag
Slide 4 - Quiz
samedi
A
vrijdag
B
zaterdag
C
zondag
D
maandag
Slide 5 - Quiz
mardi
A
maandag
B
dinsdag
C
woensdag
D
zondag
Slide 6 - Quiz
Slide 7 - Diapositive
dimanche
lundi
samedi
mardi
les jours
jeudi
vendredi
mercredi
le weekend
la semaine
maandag
vrijdag
zaterdag
de week
dinsdag
donderdag
woensdag
de dagen
het weekend
zondag
Slide 8 - Question de remorquage
Slide 9 - Diapositive
Slide 10 - Diapositive
janvier
mars
mai
février
avril
juin
maart
februari
april
mei
januari
juni
Slide 11 - Question de remorquage
septembre
juillet
août
novembre
décembre
octobre
juli
november
december
augustus
september
oktober
Slide 12 - Question de remorquage
Hoe zeg je augustus in het Frans
A
auot
B
ouat
C
aout
D
oaut
Slide 13 - Quiz
Wat is juli in het Frans ?
A
juliette
B
juillet
C
juin
D
jullet
Slide 14 - Quiz
Vertaal: januari
A
janvier
B
januar
C
janvière
D
january
Slide 15 - Quiz
Wat is maart in het Frans?
A
mars
B
juin
C
novembre
D
août
Slide 16 - Quiz
Wat is août in het Nederlands?
A
juni
B
september
C
augustus
D
mei
Slide 17 - Quiz
Mois dix de l'année (geef de tiende maand van het jaar)
A
novembre
B
juillet
C
mai
D
octobre
Slide 18 - Quiz
Le mois après mai
A
mars
B
juin
C
aout
D
juillet
Slide 19 - Quiz
Slide 20 - Lien
Slide 21 - Lien
Ik begrijp het?
😒🙁😐🙂😃
