2B_hh_H2grammatica-hhzinsdelen(2)

H2 Grammatica - zinsdelen
Het naamwoordelijk gezegde (2)
1 / 23
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

Cette leçon contient 23 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

Éléments de cette leçon

H2 Grammatica - zinsdelen
Het naamwoordelijk gezegde (2)

Slide 1 - Diapositive

Planning deze les
  • Herhaling theorie NG
  • Oefenen
  • Huiswerk

Slide 2 - Diapositive

Uit welke twee onderdelen bestaat het NG?

Slide 3 - Question ouverte

Wat is het verschil tussen een WG en een NG?

Slide 4 - Question ouverte

Ezelsbrug koppelwerkwoorden

Slide 5 - Diapositive

Even oefenen
noem de koppelwerkwoorden!

Slide 6 - Diapositive

Slide 7 - Diapositive

Naamwoordelijk gezegde
  • Het naamwoordelijk gezegde bestaat uit 2 delen:
  • Het ww. deel:  kww (+ hww)
  • Het nw. deel: de eigenschap van het onderwerp (het ond IS/WORDT iets)

  • De opa van Iris is erg vriendelijk.
  • Werkwoordelijk deel: is
  • Naamwoordelijke deel: erg vriendelijk
  • Naamwoordelijk gezegde: is erg vriendelijk



Slide 8 - Diapositive

Naamwoordelijk gezegde
  • De opa van Iris schijnt erg vriendelijk te zijn.
  • Werkwoordelijk deel: schijnt te zijn
  • Naamwoordelijke deel: erg vriendelijk
  • Naamwoordelijk gezegde: schijnt erg vriendelijk te zijn

  • De opa van Iris schijnt erg vriendelijk te zijn geweest.
  • Werkwoordelijk deel: schijnt te zijn geweest
  • Naamwoordelijke deel: erg vriendelijk
  • Naamwoordelijk gezegde: schijnt erg vriendelijk te zijn geweest


Slide 9 - Diapositive

Oefenen

Slide 10 - Diapositive

Noteer het naamwoordelijk gezegde:
Ik word later piloot!

Slide 11 - Question ouverte

Noteer het naamwoordelijk gezegde.
De meeste docenten op het Krimpenerwaard College zijn vriendelijk.

Slide 12 - Question ouverte

Noteer het naamwoordelijk gezegde.
De president van de VS is erg oud geworden.

Slide 13 - Question ouverte

Noteer het naamwoordelijk gezegde.
De president van de VS zou erg oud zijn geworden.

Slide 14 - Question ouverte

zie je hieronder een handeling (werkwoordelijk gezegde) of een eigenschap (naamwoordelijk gezegde)?
Januari bracht veel regen.
Het spatbord is snel gerepareerd.
Hoelang is hij al populair?
Uiteindelijk is hij volwassen geworden.
We hebben een jaar gespaard voor die wereldreis.
Het bouwen van die brug was niet gemakkelijk.
Zij is vroeger een uitstekende voetballer geweest.

Slide 15 - Question de remorquage

Werkwoordelijk gezegde
Naamwoordelijk gezegde
Waarom hebben jullie me dat niet verteld?
Wanneer knap jij die fiets eens op?
Deze oplossing lijkt mij erg goed.
Het blussen van de brand duurde uren.
Hunterlaar was een van de beste spitsen van Ajax.
Volgens de minister blijft de hulp belangrijk.

Slide 16 - Question de remorquage

De chauffeur wil mijn abonnement zien.
A
WG
B
NG

Slide 17 - Quiz

Het aantal zitplaatsen in de bus is beperkt.
A
WG
B
NG

Slide 18 - Quiz

Volgende week beginnen de Olympische Spelen.
A
WG
B
NG

Slide 19 - Quiz

Nemen jullie de bus naar school?
A
WG
B
NG

Slide 20 - Quiz

De hond van meneer Klinkenberg schijnt gevaarlijk te zijn!
A
WG
B
NG

Slide 21 - Quiz

Is het duidelijk?
A
JA, eindelijk
B
Nee, nog steeds niet
C
Ik snap het een beetje

Slide 22 - Quiz

Huiswerk voor volgende les
H2 > Extra opdrachten > Grammatica woordsoorten

Slide 23 - Diapositive