Taal groep 8 week 4 les 17

• Taal
• Basisschool
• Groep 8

We weten wanneer we een komma, puntkomma en dubbele punt gebruiken.

Komma: als je iemand aanspreekt, tussen twee persoonsvormen, opsommingen, samengestelde zinnen

Puntkomma: Tussen twee hoofdzinnen zonder voegwoord die nauw met elkaar samenhangen. 

Voorbeeld: Jans was alleen; zijn vriend was al weg.

Dubbele punt: Voor een opsomming of een verklaring en bij een directe rede.              

Welke zin is juist?

1. Mijn held is een voetballer, hij kan ook goed hardlopen.
2. Mijn held is een voetballer; hij kan ook goed hardlopen.
3. Mijn held is een voetballer. hij kan ook goed hardlopen.
4. Mijn held is een, voetballer, hij kan, ook goed hardlopen.

Let op de komma / puntkomma / punt.
Welke zin is juist?

1. Sita is mijn idool, maar ik ben ook fan van Dean.
2. Sita is mijn idool; maar ik ben ook fan van Dean
3. Sita is mijn idool. maar ik ben ook fan van Dean.
4. x

Welke zin is juist

1. Mijn moeder zegt, "Kind, je moet zelf je grootste fan zijn,"
2. Mijn moeder zegt: "Kind, je moet zelf je grootste fan zijn,"
3. Mijn moeder zegt. "Kind, je moet zelf je grootste fan zijn,"
4. x

Welke zin is juist?

1. Ik ben fan van verschillende zangers, George, Robbie, Tim en Dinand.
2. Ik ben fan van verschillende zangers. George, Robbie, Tim en Dinand.
3. Ik ben fan van verschillende zangers: George, Robbie, Tim en Dinand.
4. x

Welke zin is goed?

1. Ik heb geen idool; mijn vader heeft dat ook nooit gehad.
2. Ik heb geen idool, mijn vader heeft dat ook nooit gehad.
3. Ik heb geen idool. mijn vader heeft dat ook nooit gehad.
4. x

Welke zin is goed?

1. Ik haal een handtekening van Tim , terwijl mijn moeder op me wacht.
2. Ik haal een handtekening van Tim : terwijl mijn moeder op me wacht.
3. Ik haal een handtekening van Tim ; terwijl mijn moeder op me wacht.
4. x

Is de volgende zin juist:
Op de website staan veel weetjes: zijn lievelingseten, zijn lievelingskleur en zijn huisdieren.

1. Nee. De eerste dubbele punt moet een puntkomma zijn
2. Ja, deze zin is juist.
3. Nee, voor het woordje en hoort nog een komma.
4. Nee, de puntkomma moet ook een komma zijn.

Maaike weet dat allemaal; omdat ze het zelf aan hem gevraagd heeft.

1. Niet juist, de ; moet een dubbele punt zijn.
2. Niet juist, de ; moet een punt zijn.
3. Juist geschreven.
4. Niet juist, de ; moet een komma zijn.

Ze belde hem op en vroeg; "Kun je me wat informatie verschaffen?"

1. Juist geschreven.
2. Niet juist geschreven, de puntkomma moet een dubbele punt zijn.
3. Niet juist geschreven, de puntkomma moet een punt zijn.
4. Niet juist geschreven, de puntkomma moet een komma zijn.

Dat vond Maaike niet erg; ze zoekt nu het telefoonnummer van een ander idool op.

1. Niet juist geschreven, de puntkomma moet een komma zijn.
2. Niet juist geschreven, in deze zin hoeft geen teken te staan.
3. Niet juist geschreven, op de plek van de puntkomma hoort een punt.
4. Juist geschreven.

Opdracht 3 op blz. 139 moet je nu nog zelf maken.

Dit verhaaltje schrijf je over. 

Je vult zelf in:

Punt

Puntkomma

of dubbele punt

Succes!