Schreiben E Meinung äußern

• Duits
• Middelbare school
• vmbo t
• Leerjaar 4

♥lich Willkommen!

Programma

• Start
• Korte herhaling regelmatige werkwoorden en B & D Schreiben
• Schreiben E Meinung äußern


• Oefening boek 

Am Ende der Stunde:

• Je kunt de vertalingen van 'weil' & 'denn' en kunt ze op de juiste manier gebruiken.
• Je kunt het persoonlijk voornaamwoord in de vierde naamval gebruiken.
• Je kunt de voorzetsels met de vierde naamval gebruiken. 

Vertaal: bij mij

Vertaal: met jou

Vertaal: van hem

Vertaal: van woensdag tot zondag

over vier dagen

vertaal: twee weken geleden

Einleitung

Mening geven

Wist je dat je in deze paragraaf jouw persoonlijke mening mag laten horen? Bij het formuleren van je mening gebruik je vaak de woorden weil, denn en dass.

Deze woorden heb je nodig om een reden aan te geven.

weil und denn

Weil = omdat          denn= want

Ich war nicht da, weil ich krank war

Ich war nicht da, denn ich war krank.

Net als in het Nederlands staat de persoonsvorm in beide zinnen op een andere plek.

das en dass

Je schrijft das als je het kunt vertalen met ‘dat’ of als het een lidwoord is.

Het boek is mooi = Das Buch ist schön.

Vind jij dat ook? = Findest du das auch?

In de rest van de gevallen is het een voegwoord en schrijf je dass.

Ik vind het leuk dat we gevraagd worden. = Ich finde es toll, dass wir gefragt werden.
 

Das und dass

Je schrijft das als je het kunt vertalen met ‘dat’ of als het een lidwoord is.

Het boek is mooi = Das Buch ist schön.

Vind jij dat ook? = Findest du das auch?

In de rest van de gevallen is het een voegwoord en schrijf je dass.

Ik vind het leuk dat we gevraagd worden. =

 Ich finde es toll, dass wir gefragt werden.

Vervang denn door weil
Ich habe rote Augen, denn ich habe Heuschnupfen

Ich habe Kopfschmerzen, denn ich habe zu wenig geschlafen

Leider bin ich verhindert, weil ich da einen Termin habe

Ich habe einen Termin beim Zahnarzt weil ich Zahnschmerzen habe

Aufgaben

Aufgaben 32, 33 und 34

Fertig? Controleer eerst je zinnen! Daarna aan de slag met opdracht 35 en 36

Hausaufgaben

Aufgaben 30 t/m 36

Lernen: Seite 220 persoonlijk voornaamwoord 3 (Dativ)

Seite 223 de voorzetsels met de derde naamval