Spelling: 1. eer oor eur

Les 1
1.startdictee
2.uitleg van de regel
3.duimenblad maken
4.einddictee
1 / 20
suivant
Slide 1: Diapositive
Spelling

Cette leçon contient 20 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 4 vidéos.

Éléments de cette leçon

Les 1
1.startdictee
2.uitleg van de regel
3.duimenblad maken
4.einddictee

Slide 1 - Diapositive

5

Slide 2 - Vidéo

00:17
1. Schrijf op:

Slide 3 - Question ouverte

00:26
2. Schrijf op:

Slide 4 - Question ouverte

00:35
3. Schrijf op:

Slide 5 - Question ouverte

00:41
4. Schrijf op:

Slide 6 - Question ouverte

00:46
5. Schrijf op:

Slide 7 - Question ouverte

Lees de woorden goed door:
zwaai
zoef                           je hoort hem niet trillen 
muis                          je hoort hem niet trillen 
kind                            kinderen ( je maakt het woord langer)
taart                           taarten    ( je maakt het woord langer)

Slide 8 - Diapositive

Welke woorden ken jij al meer -eer, -oor, en -eur?
Denk aan: meer, boor, deur!

Slide 9 - Question ouverte

Slide 10 - Vidéo

Slide 11 - Vidéo

door de R klinken de letters anders.
geen ee, maar /ir/
geen eu maar /ur/
geen oo maar /o/

Slide 12 - Diapositive

5

Slide 13 - Vidéo

00:20
Schrijf op:

Slide 14 - Question ouverte

00:26

Slide 15 - Question ouverte

00:32
Schrijf op:

Slide 16 - Question ouverte

00:38
Schrijf op:

Slide 17 - Question ouverte

00:42
Schrijf op:

Slide 18 - Question ouverte

Schrijf de woorden op:
geur
scheer
stoor
weer
poort

Slide 19 - Diapositive

Maak nu het duimenblad
1. Lees alle woorden van het duimenblad
2. Lees het eerste woord
3. Dek het woord af met je hand of een papier
4. Schrijf het woord op
Veel succes ! 

Slide 20 - Diapositive