W2 - L1: Vooronderstellingen

Welkom
1 / 23
suivant
Slide 1: Diapositive
FilosofieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

Cette leçon contient 23 diapositives, avec diapositives de texte et 1 vidéo.

time-iconLa durée de la leçon est: 90 min

Éléments de cette leçon

Welkom

Slide 1 - Diapositive

  1. Herhaling: Filosofische vragen
  2. Uitleg: Vooronderstellingen
  3. Uitleg: Vooronderstellingen herkennen
  4. Aan de slag
  5. Filosofische tekst lezen
Programma

Slide 2 - Diapositive

  1. Hoeveel stoelen zijn er in dit lokaal?
  2. Hoeveel stoelen zijn op het Johan de Witt?
  3. Hoeveel zandkorrels zijn er op aarde?
  4. Wat is een zandkorrel?
  5. Wat is een emotie?
  6. Is pizza lekkerder dan patat?
  7. Is Star Wars een goede film?
  8. Wat maakt een film goed?
  9. Hoe veel emoties zijn er?
  10. Zijn emoties goed voor je bloeddruk?
  11. Zijn emoties goed voor de mensheid?
  12.  Zijn emoties goed voor je gezondheid?
  13. Wat is een filosofische vraag?

Slide 3 - Diapositive

Leerdoelen
2. Filosofisch gereedschap II: ik kan vooronderstellingen herkennen en bekritiseren.
Dat betekent:
• Ik kan uitleggen wat vooronderstellingen zijn
• Ik kan vooronderstellingen herkennen en benoemen
• Ik kan vooronderstellingen evalueren.

Slide 4 - Diapositive

Slide 5 - Vidéo

Slide 6 - Lien

Ik kan uitleggen wat vooronderstellingen zijn
Vooronderstelling:
aanname waar je indirect vanuit gaat, die je niet expliciet zegt en die niet ter discussie staan.
  • Aanname
  • Niet expliciet
  • Niet ter discussie

Slide 7 - Diapositive

Ik kan uitleggen wat vooronderstellingen zijn
Vooronderstelling:
aanname waar je indirect vanuit gaat, die je niet expliciet zegt en die niet ter discussie staan.

Iets waar je vanuit gaat, je zegt dat het waar is zonder echt bewijs.
"Ik ga er vanuit dat meneer Langhout uit Flevoland komt, want hij ziet er een beetje uit als een boer."
Een trein rijdt van Groningen naar Den Haag. Bereken hoe lang de trein hierover doet.

Ga er vanuit dat de trein 150 km/u rijdt, en dat Den Haag naar Groningen 80 kilometer is.

Slide 8 - Diapositive

Ik kan uitleggen wat vooronderstellingen zijn
Vooronderstelling:
aanname waar je indirect vanuit gaat, die je niet expliciet zegt en die niet ter discussie staan.

Iets is expliciet als je het hardop zegt of uitspreekt
Iets is impliciet als je dat niet doet.
Ik vind pannenkoeken lekker
Ik vind pizza lekker. Ik eet liever pannenkoeken dan pizza.

Slide 9 - Diapositive

Ik kan uitleggen wat vooronderstellingen zijn
Vooronderstelling:
aanname waar je indirect vanuit gaat, die je niet expliciet zegt en die niet ter discussie staan.

Waarom staan impliciete uitspraken niet ter discussie?
Kennan vertelt niet de waarheid, dus hij is geen goede vriend.
Taylor Swift is de meest populaire muzikant, dus ze is heel goed.

Slide 10 - Diapositive

Ik kan vooronderstellingen herkennen en benoemen

  • Stap 1: Kijk naar de aannames van een uitspraak
  • Stap 2: Zijn deze uitspraken expliciet of impliciet?
  • Stap 3: De aannames die impliciet zijn zijn de vooronderstellingen 

Slide 11 - Diapositive

Ik kan vooronderstellingen herkennen en benoemen

"Mijn vader is een man, dus hij wil liever geen bos bloemen voor zijn verjaardag."

Aannames:

Expliciet of impliciet?:
Vooronderstelling:

Slide 12 - Diapositive

Ik kan vooronderstellingen herkennen en benoemen

"Mijn vader is een man, dus hij wil liever geen bos bloemen voor zijn verjaardag."

Aannames: "mijn vader is een man" "Mannen willen geen bloemen"
Expliciet of impliciet?:
Vooronderstelling:

Slide 13 - Diapositive

Ik kan vooronderstellingen herkennen en benoemen

"Mijn vader is een man, dus hij wil liever geen bos bloemen voor zijn verjaardag."

Aannames: "mijn vader is een man" "Mannen willen geen bloemen"
Expliciet of impliciet?: 1e expliciet, 2e is impliciet
Vooronderstelling:

Slide 14 - Diapositive

Ik kan vooronderstellingen herkennen en benoemen

"Mijn vader is een man, dus hij wil liever geen bos bloemen voor zijn verjaardag."

Aannames: "mijn vader is een man" "Mannen willen geen bloemen"
Expliciet of impliciet?: 1e expliciet, 2e is impliciet
Vooronderstelling: "Mannen willen geen bloemen"

Slide 15 - Diapositive

Ik kan vooronderstellingen herkennen en benoemen

"Alle vrouwen houden van bloemen, dus ik kan mijn moeder het beste een mooie bos bloemen voor haar verjaardag geven."

Aannames: 

Expliciet of impliciet?:
Vooronderstelling: 

Slide 16 - Diapositive

Ik kan vooronderstellingen herkennen en benoemen

"Alle vrouwen houden van bloemen, dus ik kan mijn moeder het beste een mooie bos bloemen voor haar verjaardag geven."

Aannames: "Alle vrouwen houden van bloemen." "Mijn moeder is een vrouw."
Expliciet of impliciet?:
Vooronderstelling: 

Slide 17 - Diapositive

Ik kan vooronderstellingen herkennen en benoemen

"Alle vrouwen houden van bloemen, dus ik kan mijn moeder het beste een mooie bos bloemen voor haar verjaardag geven."

Aannames: "Alle vrouwen houden van bloemen." "Mijn moeder is een vrouw."
Expliciet of impliciet?: 1e expliciet, 2e impliciet
Vooronderstelling: 

Slide 18 - Diapositive

Ik kan vooronderstellingen herkennen en benoemen

"Alle vrouwen houden van bloemen, dus ik kan mijn moeder het beste een mooie bos bloemen voor haar verjaardag geven."

Aannames: "Alle vrouwen houden van bloemen." "Mijn moeder is een vrouw."
Expliciet of impliciet?: 1e expliciet, 2e impliciet
Vooronderstelling: "Mijn moeder is een vrouw."

Slide 19 - Diapositive

Ik kan vooronderstellingen herkennen en benoemen

Aan de slag:
  • Lees paragraaf 2 en 2.1 (pagina 7)
  • Maak opdracht 4 helemaal

Slide 20 - Diapositive

Ik kan vooronderstellingen herkennen en benoemen

Slide 21 - Diapositive

Lezen
Maak de vragen over de tekst.

Dit is het huiswerk voor morgen

Slide 22 - Diapositive

Leerdoelen
2. Filosofisch gereedschap II: ik kan vooronderstellingen herkennen en bekritiseren.
Dat betekent:
• Ik kan uitleggen wat vooronderstellingen zijn
• Ik kan vooronderstellingen herkennen en benoemen
• Ik kan vooronderstellingen evalueren.

Slide 23 - Diapositive