Herhaling woordsoorten

• Nederlands
• Middelbare school
• vmbo k
• Leerjaar 2

Herhaling alle woordsoorten 

Woordsoorten

• Zelfstandig naamwoord (zn)
• Lidwoord (lw)
• Werkwoord (ww)
• Bijvoeglijk naamwoord (bn)
• voorzetsel
• Telwoord

Wat is het rode woord?

Assia krijgt extra zakgeld.

1. Werkwoord
2. Zelfstandig naamwoord
3. Persoonlijk voornaamwoord
4. Voorzetsel

Wat is het rode woord?

Caner zat in het park te vissen.

1. Voorzetsel
2. Aanwijzend voornaamwoord
3. Lidwoord
4. Bezittelijk voornaamwoord

Welke werkwoorden staan in deze zin?

Op zondag eten we altijd kebab als Indy op bezoek komt.

1. Zondag, kebab
2. eten, bezoek
3. eten, komt
4. kebab, komt

Hoeveel voorzetsels staan in deze zin?

Morgen gaat Tatum op de fiets naar het park.

1. 1
2. 2
3. 3
4. Geen

Welke lidwoorden ken je?

1. Het, een
2. De, een, ook
3. En
4. De, het, een

Wat is het rode woord?

Die jongen praat met Jelisha.

1. zelfstandig voornaamwoord
2. geen voornaamwoord
3. niet gehad
4. lidwoord

Luca heeft vijf vrienden en twee vriendinnen.
De telwoorden in deze zin zijn...

1. Vijf, twee
2. Luca, twee
3. Vrienden, vriendinnen
4. Vijf vrienden, twee vriendinnen

Jullie halen vrijdag goede cijfers en dikke voldoendes voor het S.O. woordsoorten.

Wat zijn de bijvoeglijke naamwoord(en)?

1. Goede cijfers, dikke voldoendes
2. Cijfers, voldoendes
3. Goede, dikke
4. Vrijdag, woordsoorten

Hij zit op de middelste rij en geeft het concert een tien.
Wat is het RTW?

1. op
2. tien
3. middelste-tien
4. middelste

Een hoofdtelwoord geeft een hoeveelheid aan.

1. waar
2. niet waar

Een rangtelwoord geeft een volgorde aan.

1. waar
2. niet waar