Les 9 U1
1 / 25
Éléments de cette leçon
Slide 1 - Diapositive
Slide 2 - Diapositive
Slide 3 - Diapositive
Slide 4 - Diapositive
Slide 5 - Diapositive
Slide 6 - Diapositive
Hoe wordt "de" en "het" vertaald in het Frans?
timer
0:15
Slide 7 - Question ouverte
Alle zelfstandige naamwoorden waar "le" voor staat zijn:
timer
0:15
A
mannelijk enkelvoud
B
vrouwelijk enkelvoud
C
mannelijk meervoud
D
vrouwelijk meervoud
Slide 8 - Quiz
Wanneer gebruik je l' ?
timer
1:00
Slide 9 - Question ouverte
Ik wil zeggen:
"Franse campings zijn leuk."
Welke zin is dan correct?
"Franse campings zijn leuk."
Welke zin is dan correct?
timer
0:20
A
Les campings français sont jolis.
B
Le camping français sont jolis.
C
Des campings français sont jolis.
Slide 10 - Quiz
Le garçon = de jongen.
la fille = het meisje.
Hoe schrijf je "de jongens en de meisjes " in het Frans (ç = 'c)
(en = et)
la fille = het meisje.
Hoe schrijf je "de jongens en de meisjes " in het Frans (ç = 'c)
(en = et)
timer
1:00
Slide 11 - Question ouverte
Haal uit de Apprendre-lijsten van
page 36-38 3 woorden die vrouwelijk zijn
Zet dus ook het lidwoord erbij!!!
page 36-38 3 woorden die vrouwelijk zijn
Zet dus ook het lidwoord erbij!!!
timer
2:00
Slide 12 - Question ouverte
Welk woord is vrouwelijk enkelvoud?
timer
0:10
A
le pays
B
la rue
Slide 13 - Quiz
Noem 3 woorden waarvoor " l' "staat.
Kijk in de Apprendrelijsten!
Kijk in de Apprendrelijsten!
timer
1:00
Slide 14 - Question ouverte
Slide 15 - Diapositive
Où est le cartable de Monsieur D?
Slide 16 - Question ouverte
Hoe zeg je: "hier is het schrift.
Slide 17 - Question ouverte
Als ik wijs naar jouw boek en zeg : "qu'est-ce que c'est". Hoe zeg je dan in het Frans dat dat een boek is?
Slide 18 - Question ouverte
Als je iets leuk vindt (zoals deze les natuurlijk), hoe kun je dat uitdrukken in het Frans?
