1. In het voorjaar ... (fluiten) de merel zijn prachtigste lied.
2. In roofvogel ... (gaan) er met de eieren van de grutto vandoor.
3. De meeste broedvogels ... (trekken) in het najaar naar het zuiden.
4. Tijdens hun trekvlucht ... (vangen) boerenzwaluwen hun voedsel vanuit de lucht.
5. Op een paaltje bij het water ... (laat) de aalscholver zijn verenkleed drogen.
6. De verdachten van illegale vogelhandel .. (verschijnen) voor de rechter in Amsterdam.