Quiz

Ecologie quiz
1 / 13
suivant
Slide 1: Diapositive
BiologieMiddelbare school

Cette leçon contient 13 diapositives, avec quiz interactifs et diapositive de texte.

Éléments de cette leçon

Ecologie quiz

Slide 1 - Diapositive

Wat wordt er bedoeld met uitspoeling?

Gebruik in je antwoord de volgende woorden:
Regenwater, mineralen, voedselarm.

Slide 2 - Question ouverte

Wat is humus? En wat is de functie hiervan?

Slide 3 - Question ouverte

Organische stoffen 
Anorganische stoffen
Afkomstig van organismen
Afkomstig van producten van organismen
Relatief groot, ingewikkeld, altijd met koolstof (C)
Zowel in organismen als in de levenloze natuur
Klein

Slide 4 - Question de remorquage

Wat wordt er bedoeld met de populatiedichtheid?
Gebruik in je antwoord het woord oppervlakte-eenheid.

Slide 5 - Question ouverte

Zie afbeelding; Autotroof of heterotroof?
A
autotroof
B
heterotroof

Slide 6 - Quiz

Tot welke groep behoren de afvaleters
A
Producenten
B
Consumenten
C
Reducenten

Slide 7 - Quiz

Individu
Populatie
Levensgemeenschap
Ecosysteem

Slide 8 - Question de remorquage


Sloot
In een sloot komen de volgende soorten organismen voor:
    1) alg;                  2) baars;          3) snoek;         4) watervlo.
    
   
Welke reeks kan een voedselketen van deze soorten weergeven?
   

A
1 – 2 – 4 – 3
B
1 – 4 – 2 – 3
C
4-1 – 3 – 2
D
4 – 2 – 3 – 1

Slide 9 - Quiz


Vanaf een gegeven moment neemt het aantal geiten niet meer toe. Het geboortecijfer en het sterftecijfer houden elkaar daarna ongeveer in evenwicht.

Noem twee mogelijke oorzaken voor het feit dat de grootte van de populatie niet meer toeneemt.
Vanaf een gegeven moment neemt het aantal geiten niet meer toe. Het geboortecijfer en het sterftecijfer houden elkaar daarna ongeveer in evenwicht.

Noem twee mogelijke oorzaken voor het feit dat de grootte van de populatie niet meer toeneemt.

Slide 10 - Question ouverte

Welke twee groepen organismen behoren tot de reducenten?

Slide 11 - Question ouverte


Een biotische factor
Welk van de volgende voorbeelden laat zien hoe een biotische factor een organisme beïnvloedt?
A
Esdoorns groeien niet in met water doordrenkte bodem.
B
Sommige struiken groeien alleen als bosbranden hun zaden verschroeien.
C
Zalmen leven niet in ondiep, warm water.
D
Monarchvlinders komen alleen voor in gebieden waar zijdeplanten voorkomen als voedsel.

Slide 12 - Quiz

Dichtheidsafhankelijke factoren
Dichtheidsonafhankelijke factoren
Predatie
Parasitisme
Ziekte
Klimaat
Bosbrand
Overstroming

Slide 13 - Question de remorquage