de woordsoorten die de meesten van jullie nog kennen van de basisschool zijn de volgende:
lidwoord (lw): de het een
zelfstandig naamwoord(znw): mensen/dieren/dingen/eigen namen
voorzetsel (vz): op/aan /in achter etc (denk aan de kast)
bijvoeglijk naamwoord(bnw): zegt meer over het znw: oud/jong
1 / 25
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 3
Cette leçon contient 25 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 2 vidéos.
La durée de la leçon est: 30 min
Éléments de cette leçon
herhaling woordsoorten
de woordsoorten die de meesten van jullie nog kennen van de basisschool zijn de volgende:
lidwoord (lw): de het een
zelfstandig naamwoord(znw): mensen/dieren/dingen/eigen namen
voorzetsel (vz): op/aan /in achter etc (denk aan de kast)
bijvoeglijk naamwoord(bnw): zegt meer over het znw: oud/jong
Slide 1 - Diapositive
en verder
het werkwoord (ww): drukt de handeling uit in de zin. dus slapen /rennen/fietsen/ lopen etc.en ook hebben. Bijvoorbeeld: De jongen heeft een boek.
Slide 2 - Diapositive
nieuwe woordsoorten
woordsoorten die we nu gaan leren zijn de volgende:
persoonlijk voornaamwoord (pers.vnw),
het hulpwerkwoord (hww) en het zelfstandig werkwoord (zww)
Eerst de uitleg over het hww en zww.
Kijk het filmpje in de volgende slide.
Slide 3 - Diapositive
Slide 4 - Vidéo
persoonlijk voornaamwoord
Het pers. vnw verwijst naar een persoon of een groep personen (of mensen of dingen) in een zin. Je gebruikt: ik/me/ jij/je/ hij/hem etc. Je kunt je eigen naam in vullen op de plaats van het pers vnw.
Het is soms ook een persoonlijk voornaamwoord: Het maakt mij niks uit/ het regent/ het sneeuwt.....
Als er geen znw staat achter 'het' dan is het een pers vnw.