19. Thema 4, week 1 Les 4 - sterke werkwoorden


vt (verleden tijd)
1 / 38
suivant
Slide 1: Question ouverte
SpellingBasisschoolGroep 7

Cette leçon contient 38 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 1 vidéo.

time-iconLa durée de la leçon est: 30 min

Éléments de cette leçon


vt (verleden tijd)

Slide 1 - Question ouverte


vt (verleden tijd)

Slide 2 - Question ouverte


vt (verleden tijd)

Slide 3 - Question ouverte

Slide 4 - Diapositive

lesdoel
Ik leer sterke werkwoorden (klankveranderende) werkwoorden in de verleden tijd herkennen en correct schrijven.

Slide 5 - Diapositive

Slide 6 - Vidéo

Sterke werkwoorden veranderen dus van klank, dat kan best moeilijk zijn. Er zijn geen regels voor, je moet ze onthouden.

Makkelijk is dat je altijd opschrijft wat je hoort, er komen geen extra letters bij

Ik bied.            Ik bood (boden)

Twijfel je tussen een t of een d, maak het woord langer

Slide 7 - Diapositive

werkwoord: WINNEN
VT
Ik win
Hij win
Wij winnen
TT

Slide 8 - Question ouverte

werkwoord: WINNEN
VT
Ik zoek
Hij zoekt
Wij zoeken
TT

Slide 9 - Question ouverte


VT

Slide 10 - Question ouverte


VT

Slide 11 - Question ouverte


VT

Slide 12 - Question ouverte


VT

Slide 13 - Question ouverte


VT

Slide 14 - Question ouverte

werkwoord: BEGINNEN
We ......... vorige week met
rekenen.
VT
Ik begin
Hij begint
Wij beginnen
TT

Slide 15 - Question ouverte

werkwoord: BIJTEN
Ik ......... op mijn tong.
VT
Ik bijt
Hij bijt
Wij bijten
TT

Slide 16 - Question ouverte

werkwoord: WETEN
Hij ......... niet waarmee hij
wilde spelen.
VT
Ik weet
Hij weet
Wij weten
TT

Slide 17 - Question ouverte

werkwoord: VERGETEN
Het meisje ......... haar gymtas
mee te nemen.
VT
Ik vergeet
Hij vergeet
Wij vergeten
TT

Slide 18 - Question ouverte

werkwoord: SNIJDEN
De bakker ...... het brood.
VT
Ik snijd
Hij snijdt
Wij snijden
TT

Slide 19 - Question ouverte

werkwoord: WINNEN
Ajax ...... de wedstrijd..
VT
Ik win
Hij wint
Wij winnen
TT

Slide 20 - Question ouverte

werkwoord: ZOEKEN
Mijn moeder ...... de voordeursleutel.
VT
Ik zoek
Hij zoekt
Wij zoeken
TT

Slide 21 - Question ouverte

werkwoord: lopen
Gisteren ...... ik door de stad.
VT
Ik loop
Hij loopt
Wij lopen
TT

Slide 22 - Question ouverte

werkwoord: eten
Roos ...... een ijsje.
VT
Ik eet
Hij eet
Wij eten
TT

Slide 23 - Question ouverte

werkwoord: denken
Ik ...... aan mijn opa.
VT
Ik denk
Hij denkt
Wij denken
TT

Slide 24 - Question ouverte

werkwoord: mogen
Gisteren ...... wij langer
opblijven
VT
Ik mag
Hij mag
Wij mogen
TT

Slide 25 - Question ouverte


VT

Slide 26 - Question ouverte


VT

Slide 27 - Question ouverte


VT

Slide 28 - Question ouverte


VT

Slide 29 - Question ouverte


VT

Slide 30 - Question ouverte


VT

Slide 31 - Question ouverte


VT

Slide 32 - Question ouverte


VT

Slide 33 - Question ouverte


VT

Slide 34 - Question ouverte


VT

Slide 35 - Question ouverte


VT

Slide 36 - Question ouverte


VT

Slide 37 - Question ouverte

spelling
eerst Thema 4, week 1, Les 4
OPGAVE 2
OPGAVE 3
10 x PLUSSEN

DAARNA DICTEE 3

Slide 38 - Diapositive