1. wat is het standpunt en wat is het argument

• Nederlands
• Middelbare school
• havo
• Leerjaar 4

WELKOM

Doe je tas van tafel.

Leg je iPad gesloten op tafel

Wacht rustig tot ik begin

lesdoel: je kunt het standpunt en argument in een zin vinden.

Je moet je warm kleden als je de deur uitgaat, want de temperatuur komt vandaag niet boven nul.

Is het een waarderend/subjectief of een feitelijk/objectief argument?

1. feitelijk/objectief
2. waarderend/subjectief

Wat is het standpunt?

1. Nederlandse scholieren zitten gemiddeld ruim drie uur per dag op hun mobieltje.
2. Veel scholieren zijn verslaafd aan hun mobieltje.
3. Mobiele telefoons voor jongeren zouden verboden moeten worden.

Wat is geen standpunt?

1. Kinderopvang moet gratis worden
2. Niet iedereen kan gratis kinderopvang betalen.
3. Bladblazers zijn slecht voor je gezondheid
4. Alle mannelijke docenten moeten een kale kop hebben.

Wat is een standpunt?

1. Hoe je over iets denkt
2. Dingen die met elkaar te maken hebben
3. Wat vaak voorkomt
4. Argument met weerlegging

Je moet je warm kleden als je de deur uitgaat, want de temperatuur komt vandaag niet boven nul.

Wat is het argument?

1. je moet je warm kleden als je de deur uitgaat.
2. want de temperatuur komt vandaag niet boven nul.

het is koud DUS je kleedt je warm (A-S)

Je kleedt je warm WANT het is koud (S-A)

Wat is het argument?

Parijs heeft de mooiste musea van de wereld. Ik ga graag naar Parijs.

1. Parijs heeft de mooiste musea
2. Ik ga graag naar Parijs

Ik ga graag WANT.... (SA)

Je moet goed leren, morgen heb je een toets.

In welke volgorde staan de zinnen?

1. standpunt - argument
2. argument - standpunt

Denk aan:

Standpunt ---> argument (want)

Je moet je goed aankleden want buiten is het koud

Argument ---> Standpunt (dus)

Het is buiten koud dus moet je je warm aankleden

Argumentatiestructuur

Er is een standpunt. Dit standpunt wordt onderbouwd door argumenten. 

Standpunt + argumenten = argumentatiestructuur.

Hoe heet deze argumentatiestructuur?

1. Enkelvoudige argumentatie
2. Onderschikkende argumentatie
3. nevenschikkende argumentatie

Welke argumentatiestructuur 

1. nevenschikkend
2. nevenschikkend
3. onderschikkend
4. onder- en nevenschikkend

Hij is geschikt voor deze baan als programmeur, want hij heeft al 17 jaar werkervaring. Bovendien werkte hij hiervoor in dezelfde functie bij Nintendo.

In welke volgorde staan de zinnen?

1. argument - standpunt
2. standpunt - argument - argument
3. argument - standpunt - standpunt
4. standpunt -argument - standpunt

Lezen vermindert stress en je traint je concentratievermogen. Lezen is goed voor je.

In welke volgorde staan de zinnen?

1. standpunt - argument
2. argument - standpunt
3. argument - argument - standpunt
4. argument - standpunt - argument

Drugs moeten helemaal gelegaliseerd worden. Dan daalt de criminaliteit.

In welke volgorde staan de zinnen?

1. argument - standpunt
2. standpunt - argument

Je bent verkouden, je kunt maar beter een paracetamol nemen.
In welke volgorde staan de zinnen?

1. standpunt - argument
2. argument - standpunt

Mensen kunnen beter met de trein op vakantie gaan dan met het vliegtuig. Met de trein reizen is beter voor het klimaat.
In welke volgorde staan de zinnen?

1. Standpunt - Argument
2. Argument - Standpunt

Ik kan argumenten en standpunten herkennen

1. meestal wel
2. lastig, maar ik gok wel goed
3. lastig en ik gok niet goed
4. meestal niet

EINDE