vrijdag 1 april 2022

• NT2
• Middelbare school
• vmbo lwoo
• Leerjaar 1

Lezen

Welkom, dag en datum

1 april!

Nieuwe woorden

Thema 12: Vrije tijd

heerlijk

• erg lekker
• heel erg fijn  
• zin: Het is heerlijk weer.
• zin: Ik vind pasta heerlijk.

de hobby

• iets wat je graag doet in je vrije tijd
•  de hobby - de hobby's
• zin: Ik vind muziek maken een leuke hobby.
• zin: Hij heeft veel te veel hobby's. 

interesse

• iets wat je wilt weten 
• zin: Ik heb veel interesse in auto's.
• zin: Zij hebben geen interesse in sport.

interviewen

• vragen stellen aan een persoon en deze persoon geeft antwoord op de vraag
• werkwoord
• ik interview - wij interviewen
• zin: Ik interview hem voor de radio.

het jaar

• 365 dagen
• 12 maanden
• 52 weken
• het jaar - de jaren
• zin: Dit jaar is 2022. 

de kleren

• de kleding 
• zin: Ik doe mijn kleren aan.
• zin: Ik doe mijn kleren uit.
• zin: Ik koop mijn kleren vaak in een tweedehandswinkel.

• anderhalf
• afspreken
• de baan
• bijna
• de cake
• daarmee
• dansen
• doen
• het gebied 

• gebeuren
• heerlijk
• interesse
• interviewen
• de kleren
• de hobby 

Visueel dictee

• Schrijf de woorden uit je hoofd op.
• Overleg in je groepje 

• anderhalf
• afspreken
• de baan
• bijna
• de cake
• daarmee
• dansen
• doen
• het gebied 

• gebeuren
• heerlijk
• interesse
• interviewen
• de kleren
• de hobby 

30 seconds

• interview
• 4
• trommelen
• 11
• hobby
• 4
• band
• 1 
• willen
• 2

Ralfi-lezen

• voorlezen
• samen hardop
• in tweetallen
• Klaar? Wisselen

Pauze tot 10.30 uur

Lesson Up (log in)

Goed of fout?
A - Ik spreek met mijn broer af.
B - Wij afspreken met mijn broer.

1

1. A - goed B - fout
2. A - fout B - fout
3. A - goed B - goed
4. A - fout B - goed

1

Vrije tijd ....

1

Welke banen ken jij?

1

Wat hoort er bij:

Af

Wat is:
anderhalf?

1

1. 1,5
2. 1 en 1/2
3. een andere helft
4. een hele en een halve

Ik kom een klein beetje te laat op school.
Ik ben er ............... !

2

1. afspreken
2. beina
3. bijna
4. niet

Goed of fout?
A - Ik doet het goed.
B - Ik wil het goed doen.

2

1. A - fout B - fout
2. A - fout B - goed
3. A - goed B - fout
4. A - goed B - goed

Maak een goede zin.
Gebruik: cake en ik

2

Wat is goed?

2

1. Ik heb een pen. Daarmee kan ik schrijven.
2. Ik heb een bal. Daarmee kan ik doen.
3. Hij hebt een mobiel. Daarmee kan hij bellen.
4. Ik loop. Daarmee kan ik snel.

Goed of fout?
A - Hij belt zijn vrienden.
B - Jij bel jouw vrienden.

2

1. A - fout B - fout
2. A - goed B - fout
3. A - fout B - goed
4. A - goed B - goed

Goed of fout?
A - Fiets jij naar school?
B - Jij fietst naar school.

3

1. A - goed B - goed
2. A - goed B - fout
3. A - fout B - goed
4. A - fout B - fout

Wat is interesse?

4

1. Ik wil daar graag over leren.
2. Dat vind ik leuk om te doen.
3. Wij willen daar alles van weten.
4. Hij houdt daarvan.

Wat zijn de vier
seizoenen van het jaar?

4

4

Wat is jouw hobby?

Maak een goede zin:
jij / heerlijk / chocola /
werkwoord: vinden

4

Toets thema 12

Toets Jij

Farah

Pauze tot 12.40 u

Rekenen

Keuze

• Disk
• Lego
• Spelletje
• Tekenen 

Fijn weekend!