Grammatica - 4.7 - les 2

Grammatica - 4.7
Woordsoorten
1 / 16
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolvmbo b, kLeerjaar 1

Cette leçon contient 16 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 20 min

Éléments de cette leçon

Grammatica - 4.7
Woordsoorten

Slide 1 - Diapositive

Slide 2 - Diapositive

Start van de les
  • IPad en/of boek op de hoek van je tafel, gesloten.
  • Tas op de grond.
  • Telefoon thuis of in de kluis
  • Sleutels in de tas


Slide 3 - Diapositive

Doelen
In deze paragraaf leer je:
• hoe je het lidwoord vindt;
• hoe je het zelfstandig naamwoord vindt;
• hoe je werkwoorden vindt.

Slide 4 - Diapositive

Even herhalen

Slide 5 - Diapositive

Wat zijn lidwoorden?
A
de, het , een
B
slimme, mooie, rode
C
fiets, boek, volleybal
D
lopen, werken, denken

Slide 6 - Quiz

Wat zijn zelfstandige naamwoorden?
A
de, het , een
B
slimme, mooie, rode
C
fiets, boek, volleybal
D
lopen, werken, denken

Slide 7 - Quiz

Wat is het zelfstandig naamwoord?
A
de
B
hondjes
C
blaffen
D
altijd

Slide 8 - Quiz


Wat is GEEN zelfstandig naamwoord?
A
verdriet
B
grond
C
rommelig
D
batterij

Slide 9 - Quiz

Werkwoorden
Een werkwoord (ww) is een doe-woord. Het zegt wat iets of iemand doet of wat er gebeurt: maak, gedaan, is, wandelde, bekijken, verhuisd, roep, liep.
Werkwoorden hebben verschillende vormen. Ze staan in de tegenwoordige tijd of in de verleden tijd.
Van een ww kun je een ik-hij-wij-rijtje maken: ik loop, hij loopt, wij lopen.

Slide 10 - Diapositive

Bedenk 3 werkwoorden

Slide 11 - Carte mentale

"Mijn moeder zegt daar niets over."
Zoek het werkwoord en schrijf het hele werkwoord op:

Slide 12 - Question ouverte

Wat is het werkwoord?

Slide 13 - Question ouverte

Van welk hele werkwoord komt het werkwoord 'is'?

Slide 14 - Question ouverte

Voorzetsel (KGT)
Voor het vinden van een voorzetsel kun je het ezelsbruggetje de kast of de vakantie gebruiken.
Een voorzetsel kun je altijd vóór deze woorden zetten:
op de kast, achter de kast, naast de kast;
in de vakantie, gedurende de vakantie, na de vakantie

Slide 15 - Diapositive

Maken Grammatica 4.7
 opdr. 7 t/m 10
Test jezelf
timer
10:00
Klaar?
  • Versterk jezelf woordsoorten
  • Test jezelf 4.7 
  • huiswerk maken
  • lezen leesboek

Slide 16 - Diapositive