De omgeving Code plus

het zwembad
het voetbalveld
1 / 20
suivant
Slide 1: Diapositive
nt2HBOStudiejaar 1

Cette leçon contient 20 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 2 vidéos.

time-iconLa durée de la leçon est: 30 min

Éléments de cette leçon

het zwembad
het voetbalveld

Slide 1 - Diapositive

het park
de sportzaal

Slide 2 - Diapositive

de brand
de brandweer
de brandweerwagen

Slide 3 - Diapositive

het ziekenhuis
het tankstation

Slide 4 - Diapositive

de bushalte
het station

Slide 5 - Diapositive

de politie
de politieagent

Slide 6 - Diapositive

zinnen
De bus stopt bij de bushalte
De trein stopt bij het station
Wij lopen in het park
De jongens voetballen op het voetbalveld
Zij zwemmen elke zaterdag in het zwembad 
de brandweer blust de brand.

Slide 7 - Diapositive

werkwoorden
Ik rijd met de bus                         Ik betaal met de pin     
Hij rijdt met de trein                   Hij betaalt met contant geld
Wij rijden met de auto               De jongens betalen niet       

Ik wacht op de bus                 
De man wacht op de trein                       Kan ik pinnen?
Wij wachten op de taxi

Slide 8 - Diapositive

hotel    boekhandel   kerk  moskee   bioscoop  hotel 
restaurant
  1. Ik koop boeken bij de .................................
  2. Ik kijk een film in de ...................................
  3. Vrijdag gaat hij  naar de .............................
  4. Zondag gaan zij naar de ................ ....
  5. Wij eten in het ........................................
  6. wij slapen een nachtje in een .................................

Slide 9 - Diapositive

Slide 10 - Vidéo

Slide 11 - Vidéo

Hallo meneer.
Hallo meneer.
Dag mevrouw. 
Dag mevrouw.
Mag ik wat vragen? 
Mag ik wat vragen?
Ja, natuurlijk.
Ja, natuurlijk.
Waar staat de koffie? 
Waar staat de koffie?
Die staat daar! 
Die staat daar!

Slide 12 - Diapositive

Okan:      Hoi …, met Okan.
Ik:              Hoi Okan, hoe gaat het?
Okan:      Prima. Ik ga naar de supermarkt. Ga je met me mee?
Ik:             Ja, dat is goed. Heb je veel nodig?
Okan:     Nee hoor, alleen brood, rijst en fruit.
Ik:             Oké, tot straks.
Okan:      Tot straks.

Slide 13 - Diapositive


A
de politie
B
de politieagent
C
de brandweer
D
de dokter

Slide 14 - Quiz


A
het voetbalveld
B
het zwemhuis
C
het zwembad
D
het badzwem

Slide 15 - Quiz


A
het station
B
de bushalte
C
de haltebus
D
het park

Slide 16 - Quiz


A
de politie
B
het ziekenhuis
C
de agent
D
de brandweer

Slide 17 - Quiz


Slide 18 - Question ouverte


Slide 19 - Question ouverte


Slide 20 - Question ouverte