Unité 1 être; persoonlijk voornaamwoorden; voorstellen

Bonjour tout le monde!
1 / 28
suivant
Slide 1: Diapositive
FransMiddelbare schoolvmbo t, vwoLeerjaar 1

Cette leçon contient 28 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 1 vidéo.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

Bonjour tout le monde!

Slide 1 - Diapositive

Le planning du cours
- Persoonlijke voornaamwoorden
- Het werkwoord être 

Doelen:
Je kent de persoonlijke voornaamwoorden in het Frans
Je kan het werkwoord être vertalen
Je kan het werkwoord être vervoegen

Slide 2 - Diapositive

Persoonlijke voornaamwoorden
Ik - Je
Jij - Tu
Hij - il
Zij - elle
Men/we - on
Wij - nous
Jullie/ U - vous
Zij (mannelijk mv) - ils
Zij (vrouwelijk mv) - elles

Slide 3 - Diapositive

Welk persoonlijk voornaamwoord gebruiken we hier?
A
Il
B
Je
C
Elle
D
Elles

Slide 4 - Quiz

Hoe zou je deze (4) mensen aanspreken?
A
Nous
B
Ils
C
Vous
D
Tu

Slide 5 - Quiz

Het werkwoord être
Je suis (ik ben)
Tu es (jij bent)
Il/elle/on est (hij/zij/men is)
Nous sommes (wij zijn)
Vous êtes (jullie zijn/u bent)
Ils/elles sont (zij zijn)

Slide 6 - Diapositive

Het werkwoord être betekent?
A
Zijn
B
Hebben

Slide 7 - Quiz

Het werkwoord zijn, in het Nederlands
Ik ben
Jij bent
Hij/zij/men is
Wij zijn/ u bent
Jullie zijn
Zij zijn

Slide 8 - Diapositive

Le verbe 'Être' in het Frans!

Slide 9 - Diapositive

Slide 10 - Vidéo

Slide 11 - Diapositive

Even oefenen!
Ps; Dit rijtje gaan we uit ons hoofd leren 

Test jezelf met de volgende vragen -->

Slide 12 - Diapositive

Zij zijn
Ik ben 
Wij zijn
Jullie zijn
Zij is 
Elle est
Nous sommes
Je suis
Vous êtes
Elles sont

Slide 13 - Question de remorquage

'Jullie zijn / u bent' is:
A
Vous êtes
B
Nous sommes
C
Vous avez
D
Nous somes

Slide 14 - Quiz

Maak de zin compleet:
Sterre ..... en cinquième.
A
as
B
est
C
elles sont
D
Il est

Slide 15 - Quiz

Wat zou je hier zeggen?
A
Il est
B
Ils sont
C
Elle est
D
Il sont

Slide 16 - Quiz

Welk persoonlijk voornaamwoord gebruiken we hier?
A
Elles
B
Ils
C
Elle
D
Vous

Slide 17 - Quiz

Hoe zeg je in het Frans 'Ik ben'?

Slide 18 - Question ouverte

Hoe zeg je in het Frans 'jij bent'?

Slide 19 - Question ouverte

Hoe zeg je in het Frans 'Hij is'?

Slide 20 - Question ouverte

Hoe zeg je in het Frans 'Wij zijn'?

Slide 21 - Question ouverte

Hoe zeg je in het Frans 'Men is'?

Slide 22 - Question ouverte

Zij is

Slide 23 - Carte mentale

Een nieuwe vorm:
Het is     
C'est 
Het is een rode auto
C'est une voiture rouge

Slide 24 - Diapositive

Wij zijn
'Wij zijn' kan je vertalen met on est  en nous sommes

Slide 25 - Diapositive

Zij zijn 
'Zij zijn' vertaal je bij alleen maar vrouwelijk met elles sont.
'Zij zijn' vertaal je in alle andere gevallen met ils sont. 
Bijvoorbeeld:
Paul et Marc sont au collège. - Ils sont au collège. 
Paul et Sophie sont au collège. - Ils sont au collège.
Sophie et Myriam sont au collège. - Elles sont au collège.

Slide 26 - Diapositive

Hoe vond je de les vandaag?
😒🙁😐🙂😃

Slide 27 - Sondage

Hoe goed beheers jij nu het werkwoord 'Être'?
0100

Slide 28 - Sondage