werkwoordspelling: wat weet je al? les 1 en 2

• Nederlands
• Middelbare school
• havo
• Leerjaar 1

Welkom!

Leg alvast klaar:

• leerwerkboek A of B
• schrift en pen
• iPad (inloggen LessonUp)

Les 1

Planning

• Testje ww-spelling
• Werkmoment
  
• Afsluiten van de les
  

Ik ... (worden) moe van spelling.
pv-tt

1. wordt
2. wort
3. word
4. worddt

Zij ...(geloven) mij niet.
pv-tt

1. gelooft
2. geloofd
3. geloofdt
4. looft

Hij ...(durven) vorige maand niet te bellen.
pv-vt

1. durfde
2. durfte
3. dierf
4. durft

Ik ... (missen) mijn leerlingen tijdens de lockdown.
pv-vt

1. mistte
2. miste
3. misde
4. gemist

Hij heeft die jongen weer ... (stompen).

voltooid deelwoord

1. gestompt
2. gestompd
3. gestomt
4. gestomd

Heb je je billen wel ....(afvegen)?

voltooid deelwoord

1. afgevegen
2. afgeveegt
3. afgeveegd
4. afvegen

Hij .....(onthouden) het gedicht.

pv-tt

1. onthoud
2. onthoudt
3. onthouden
4. onthoudden

Het is toch ongelooflijk; dit ...(gebeuren) mij nu altijd!
pv tt

1. gebeurtd
2. gebeurd
3. gebeurdt
4. gebeurt

Heb je me misschien niet
goed .....(horen)?
voltooid deelwoord

1. gehoord
2. gehoort
3. gehordt
4. gehoren

Werkmoment

Maak je spel af.

Spel

• Gooi met de dobbelsteen.
• Zet de stappen op het speelbord.
• Je ziet het werkwoord.
• Kijk op de dobbelsteen in welke vorm je het moet vervoegen.
• Goed? Een stapje vooruit.
• Fout? Twee stapjes achteruit.

Vervoegen in:

1. Persoonsvorm tegenwoordige tijd hij-vorm
2. Persoonsvorm tegenwoordige tijd jij achter de pv
3. Gebiedende wijs
4. Persoonsvorm verleden tijd enkelvoud
5. Persoonsvorm verleden tijd meervoud
6. Voltooid deelwoord 

Vooruitblik

Leesles

Spellen spelen

Welkom!

Leg alvast klaar:

• leerwerkboek A of B
• schrift en pen
• je leesboek

Les 2

Planning

• Testje ww-spelling
• Spellen spelen
• Afsluiten van de les
  

Ik was echt .... (verbazen),
toen je dat zei.
voltooid deelwoord

1. verbaast
2. verbaasd
3. verbaazd
4. verbaazt

De kachel .... (branden) eindelijk goed.
pv-tt

1. brand
2. brandt
3. brant
4. gebrand

De dokter ...(spoeden) zich naar het ongeval.
pv-tt

1. spoed
2. spoedt
3. gespoed
4. spoet

Die kat heeft me ... (krabben).

voltooid deelwoord

1. gekrabt
2. gekrabd
3. gekrapt
4. gekrapd

Na de hete middag was het gras in onze tuin compleet ...(verschroeien).
voltooid deelwoord

1. verschroeit
2. verschroeid
3. verschroeidt
4. verschroeitd

Hij ... (wachten) gisteren op de bus.
pv-vt

1. wachte
2. wacht
3. wachtte
4. wachtten

De kip ... (leggen) gisteren een ei.

pv-vt

1. log
2. legde
3. lag
4. legte

Hij ... (begroeten) vorige week de docent in de Ikea.
pv-vt

1. begroette
2. begroedde
3. begreet
4. begroete

Het vliegtuig ... (landen) gisteren in het weiland.
pv-vt

1. lande
2. landte
3. landde
4. geland

Spel

• Gooi met de dobbelsteen.
• Zet de stappen op het speelbord.
• Je ziet het werkwoord.
• Kijk op de dobbelsteen in welke vorm je het moet vervoegen.
• Goed? Een stapje vooruit.
• Fout? Twee stapjes achteruit.

Vervoegen in:

1. Persoonsvorm tegenwoordige tijd hij-vorm
2. Persoonsvorm tegenwoordige tijd jij achter de pv
3. Gebiedende wijs
4. Persoonsvorm verleden tijd enkelvoud
5. Persoonsvorm verleden tijd meervoud
6. Voltooid deelwoord 

Vooruitblik

Les 1:

Oefenen voor de SO, tips over valkuilen

Les 2:

SO werkwoordspelling (30 minuten)

Les 3:

Leesles