Cette leçon contient 30 diapositives, avec quiz interactifs et diapositive de texte.
La durée de la leçon est: 60 min
Éléments de cette leçon
Herhalen leerjaar 1 AA2SAB
Slide 1 - Diapositive
hoe werkt paracetamol?
A
koortswerend en ontstekingsremmend
B
pijnstillend en ontstekingsremmend
C
pijnstillend en koortswerend
D
ontstekkingsremmend en koortswerend en onytstekingsremmend
Slide 2 - Quiz
welk middel is een zwakwerkend opiaat
A
Fentanyl
B
Morfine
C
Tramadol
D
Oxycodon
Slide 3 - Quiz
welk geneesmiddel valt onder de geneesmiddel groep opiaten
A
paracetamol
B
diclofenac
C
ibuprofen
D
fentanyl
Slide 4 - Quiz
welk geneesmiddel kan als bijwerking maagklachten geven
A
paracetamol
B
diclofenac
C
ibuprofen
D
oxycodon
Slide 5 - Quiz
welke middelen zijn NSAID's
A
paracetamol en oxycodon
B
oxycodon en carbasalaatcalcium
C
acetylsalicylzuur en naproxen
D
morfine en diclofenac
Slide 6 - Quiz
Welk middel wordt NIET voorgeschreven bij jicht?
A
Triamcinolon
B
Colchicine
C
Prednisolon
D
Methotrexaat
Slide 7 - Quiz
Hoe noem je medicijnen met een verdovende werking?
A
Analgetica
B
Anxiolytica
C
Sedetiva
D
Anesthetica
Slide 8 - Quiz
Welk geneesmiddel wordt standaard gegeven bij methotrexaat?
A
Esomeprazol
B
Foliumzuur
C
Macrogol
D
Vitamine C
Slide 9 - Quiz
Een geneesmiddel dat preventief gebruikt wordt bij jicht is
A
ibuprofen
B
diclofenac
C
allopurinol
D
colchicine
Slide 10 - Quiz
Welke NSAID geeft minder risico op maagklachten, maar wel hoger risico op hart- en vaatziekten?
A
Morfine
B
Celecoxib
C
Diclofenac
D
Naproxen
Slide 11 - Quiz
Eliiot gebruikt pantoprazol. Bij welk farmacotherapeutische groep hoort deze medicijn?
A
Anti-emetica
B
secretieremmende middelen
C
Mucosa-protectiva
D
Antacida
Slide 12 - Quiz
Spironolacton is een
A
kaliumsparendediureticum
B
cholesterolopnameremmer
C
betablokker
D
lisdiureticum
Slide 13 - Quiz
Welke stof is een anestheticum?
A
Bupropion
B
Bupivacaïne
C
Lorazepam
D
Diclofenac
Slide 14 - Quiz
Bij welke aandoening wordt nitroglycerine spray (nitrolingual) gebruikt?
A
Herseninfarct
B
Angina pectoris
C
Hartritmestoornis
D
hartfalen
Slide 15 - Quiz
Welk geneesmiddelgroep kan je het beste voorschrijven bij examen/podiumvrees?
A
SSRI's
B
Betablokkers
C
Benzodiazepines
D
TCA's
Slide 16 - Quiz
Lisinopril is een
A
Diureticum
B
RAAS-remmer
C
Betablokker
D
Calciumantagonist
Slide 17 - Quiz
Antagel bevat algeldraat en magnesiumhydroxide. Hoe werkt deze combinatie?
A
Magnesiumhydroxide werkt sterk neutraliserend op het maagzuur en algeldraat vermindert de bijwerking diarree, die magnesiumhydroxide veroorzaakt.
B
Magnesiumhydroxide vermindert de vorming van maagzuur en algeldraat vermindert de bijwerking diarree die magnesiumhydroxide veroorzaakt
C
Magnesiumhydroxide werkt sterk neutraliserend op het maagzuur en algeldraat vermindert de bijwerking verstopping die magnesiumhydroxide veroorzaakt.
D
Magnesiumhydroxide beschermt de beschadigde maagwand en algeldraat vermindert de bijwerking verstopping die magnesiumhydroxide veroorzaakt.
Slide 18 - Quiz
Een geneesmiddel naam die eindigt op PAM is een
A
antihistaminica
B
ACE-remmer
C
benzodiazepine
D
NSAID
Slide 19 - Quiz
Lisa heeft last van erge misselijkheid. Ze wilt hier graag wat voor. Hoe heet de groep die gebruikt kan worden bij misselijkheid? en wat is een voorbeeld medicijn?
A
Secretieremmende middelen, Ondansetron
B
anti-diarroïca, Metoclopramide
C
anti-emetica, Gaviscon
D
anti-emetica, Domperidon
Slide 20 - Quiz
Welk soort cholesterol wordt ook wel goed cholesterol genoemd?
A
Triglyceriden
B
Cholesterol is nooit goed
C
LDL
D
HDL
Slide 21 - Quiz
Rima is zwanger en ze heeft erg veel last van obstipatie. Welk geneesmiddel raad je haar aan?
A
Bisacodyl
B
Pantoprazol
C
Lactulose
D
Loperamide
Slide 22 - Quiz
Wat is de meest bekende bijwerking van opiaten?
A
obstipatie
B
diarree
C
vermoeidheid
D
maagklachten
Slide 23 - Quiz
Welk geneesmiddel gebruik je NIET bij diarree
A
Loperamide
B
Norit
C
ORS
D
Macrogol
Slide 24 - Quiz
Voor welke indicatie wordt digoxine gebruikt
A
Angina pectoris
B
Hartfalen
C
Hypertensie
D
Hypercholesterolemie
Slide 25 - Quiz
Welk geneesmiddel is een calciumantagonist?
A
Lanoxin
B
Amlodipine
C
Metoprolol
D
Furosemide
Slide 26 - Quiz
Wat is de meest voorkomende bijwerking van statines?
A
Diarree
B
Hoofdpijn
C
Maagklachten
D
Spierpijn
Slide 27 - Quiz
Met welk medicijn kan je een aanval van angina pectoris behandelen?
A
isosorbidemoninitraat MGA
B
Ezetimib
C
Nitroglycerine spray
D
Metoprolol
Slide 28 - Quiz
Welk geneesmiddel zorgt voor minder opname van cholesterol in de darmen?
A
Atorvastatine
B
Ezetimib
C
Rosuvastatine
D
Simvastatine
Slide 29 - Quiz
Bij welke aandoening wordt het medicijn colchicine voorgeschreven?