3h - préparation PW3

• Frans
• Middelbare school
• havo
• Leerjaar 3

Préparation PW3

• Ik kan de passé composé gebruiken om over het verleden te vertellen.
  
  
• Ik kan de futur simple gebruiken om over de toekomst te vertellen.
  
  
• Ik kan woorden over vakantie en reizen herkennen en gebruiken.
  
  
• Ik ken Franse zinnen waarmee ik kan vertellen over mijn vakantie en de reis daarheen (A2).
  
  
• Ik kan in het Nederlands vertellen over Louis XIV.

vervoer

plaatsen/plekken

(ski)vakantie

bijvoeglijke naamwoorden

Traduis en français:

Hoelang heeft de reis geduurd?

Traduis en français:

Er is een skipiste tegenover.

Traduis en français:

Een retourtje zal 100 euro kosten.

Traduis en français:

Ik ga naar de camping met de auto.

Traduis en néerlandais:

Le vétérinaire marocain a inventé une solution écologique.

Traduis en néerlandais:

Comment vous trouvez le petit déjeuner ?

avoir

être

ont

es

avons

ai

sommes

avez

suis

a

as

sont

êtes

est

De passé composé met hulpwerkwoord avoir:

	donn er (geven)	vend re (verkopen)	fin ir (eindigen)
j'	ai donn é	ai vend u	ai fin i
tu	as donn é	as vend u	as fin i
il/elle/on	a donn é	a vend u	a fin i
nous	avons donn é	avons vend u	avons fin i
vous	avez donn é	avez vend u	avez fin i
ils/elles	ont donn é	ont vend u	ont fin i

j'
tu
il/elle/on
nous
vous
ils/elles

Combineer de juiste vorm van 'avoir' 

Grammaire 'Avoir' 

ai

as

a

avons

avez

ont

Passé composé

faire	j'ai
prendre	tu as
être	il a
avoir	on a

Voltooid deelwoord (onregelmatige)

fait

été

eu

pris

Maak de vormen van de passé composé van het werkwoord tussen haakjes.

Je/j' (manger)

Tu (finir)

Elle (rougir)

Nous (être)

Vous (perdre)

Ils (avoir)

été

fini

eu

rougi

mangé

perdu

avons

avez

ont

as

a

ai

etre

=

 zijn

Sleep de juiste vorm van être naar het bijbehorende persoonlijk voornaamwoord

il/elle/on

nous

vous

ils/elles

tu

je

es

sont

est

êtes

sommes

suis

Maak de vormen van de passé composé van het werkwoord tussen haakjes.

Je/j' (aller)

Tu (rester)

Elle (partir)

Nous (tomber)

Vous (monter)

Ils (aller)

tombé(e)s

resté(e)

allés

partie

allé(e)

montés

sommes

êtes

sont

es

est

suis

futur simple

Hoe maak je futur (simple)?   -> hele werkwoord + uitgang

Je donnerai = ik zal geven

Il sera = hij zal zijn

Le futur simple

Le futur simple & onregelmatige werkwoorden

être --> je serai                            = ik zal zijn

avoir --> j'aurai                             = ik zal hebben

faire --> je ferai                            = ik zal doen/maken

aller --> j'irai                                  = ik zal gaan

pouvoir --> je pourrai                = ik zal kunnen/mogen

vouloir --> je voudrai                 = ik zal willen

Le futur simple & onregelmatige werkwoorden

je serai                                            de uitgangen zijn hetzelfde als

tu seras                                           bij regelmatige ww.

il sera

nous serons

vous serez

ils seront

je
tu
il/elle/on
nous
vous
ils/elles

Combineer de uitgang van de futur simple met het onderwerp.

Futur simple: uitgangen

-ai

-as

-a

-ons

-ez

-ont

Basis futur simple onregelmatige workwoorden

fer-

voudr-

pourr-

ser-

aur-

ir-

aller

être 

pouvoir

vouloir

avoir

faire

Zet het werkwoord in de futur simple

Nous _________ (manger) une pizza.

Zet het werkwoord in de futur simple

Il _________ (perdre) son portable.

Zet het werkwoord in de futur simple

Les profs _________ (rougir).

Zet het werkwoord in de futur simple

Vous _________ (faire) du foot.

Zet het werkwoord in de futur simple

Tu _________ (être) heureux.

Louis XIV

Préparation PW3

• Ik kan de passé composé gebruiken om over het verleden te vertellen.
  
  
• Ik kan de futur simple gebruiken om over de toekomst te vertellen.
  
  
• Ik kan woorden over vakantie en reizen herkennen en gebruiken.
  
  
• Ik ken Franse zinnen waarmee ik kan vertellen over mijn vakantie en de reis daarheen (A2).
  
  
• Ik kan in het Nederlands vertellen over Louis XIV.

Merci

et bonne chance !