3.5 Woorden versie 2

3.5 Woorden
1 / 17
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 2

Cette leçon contient 17 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 30 min

Éléments de cette leçon

3.5 Woorden

Slide 1 - Diapositive

Lesdoelen
- je kan 25 nieuwe woorden gebruiken;
- je weet wat afleidingen zijn.

Slide 2 - Diapositive

Lesplanning
1. Terugblik; 

2. Woorden oefenen;

3. Uitleg Woorden/begrippen 3.5 herhalen;

4. Opdrachten maken;

5. Lesafsluiting; 

6. Misschien de nieuwsquiz.

Slide 3 - Diapositive

Welke uitdrukking hoort bij deze betekenis?


iets kunnen verdragen, sterk zijn
A
uit de hand lopen
B
tegen een stootje kunnen

Slide 4 - Quiz


De illusie
A
duidelijk, zodat je snel kunt zien wat er is
B
gedachte die te mooi is om waar te zijn
C
van vroeger en wat niet meer in deze tijd past
D
veel indruk op iemand maken

Slide 5 - Quiz

Wat betekent het volgende woord?


aanstekelijk
A
vrolijkheid
B
populair
C
veel indruk op iemand maken
D
als je vanzelf zin krijgt om iets te doen

Slide 6 - Quiz

Wat betekent het volgende woord?


constateren
A
vaststellen dat het zo is
B
met aandacht op één ding gericht
C
uitgeven
D
voordeel van iets hebben

Slide 7 - Quiz

Sleep het begrip naar het juiste plaatje.
ouderwets
uitpuilen
educatie
de competitie

Slide 8 - Question de remorquage

Afleiding
bloem -> bloempje

Slide 9 - Diapositive

Afleiding
Een afleiding bestaat uit een kernwoord met een voor- of achtervoegsel dat op zichzelf meestal geen woord is.
Voorbeelden: tijdloos, werkzaam, ondankbaar.
Zulke voor- en achtervoegsels geven het kernwoord een andere betekenis.
Ook verandert vaak de woordsoort door het achtervoegsel.
meisje (zn) - meisjesachtig (bn.)

Slide 10 - Diapositive

Voorbeelden
grondwoord
afleiding
aardig
onaardig
gevaar
gevaarlijk
bloem
bloempje
raadsel
raadselachtig

Slide 11 - Diapositive

meer afleidingen
Ook van namen van landen of steden kun je een afleiding maken. Ook deze afleidingen schrijf je met een hoofdletter.
Voorbeelden:
Duitsland - de Duitse worsten
Friesland - de Friese meren
Amsterdam - de Amsterdamse grachten


Slide 12 - Diapositive

Vul de afleiding in:
Rotterdam - de ... voetbalclub

Slide 13 - Question ouverte

Vul de afleiding in:
Engeland - de ... drop

Slide 14 - Question ouverte

Opdracht 3, 4, 6,7, 9, 10 blz. 210 t/m 216

Slide 15 - Diapositive

klaar?
  • Opdracht 3, 4, 6,7, 9, 10 blz. 210 t/m 216
  • woorden oefenen met de woordtrainer

Huiswerk: woorden 3.5 leren
Opdracht 3, 4, 6,7, 9 en 10

Slide 16 - Diapositive

Schrijf twee woorden met een afleiding op

Slide 17 - Question ouverte