m1 spelling meervoud znw en bnw

Lesdoel
Aan het einde van deze les heb je geoefend met het spellen van:
De meervoudsvorm van zelfstandig naamwoorden
(Stoffelijke) Bijvoeglijk naamwoorden

1 / 20
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 1

Cette leçon contient 20 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 3 vidéos.

Éléments de cette leçon

Lesdoel
Aan het einde van deze les heb je geoefend met het spellen van:
De meervoudsvorm van zelfstandig naamwoorden
(Stoffelijke) Bijvoeglijk naamwoorden

Slide 1 - Diapositive

Stillezen
timer
10:00

Slide 2 - Diapositive

Testje

Slide 3 - Diapositive

Meervoud -s of -'s
A
babys
B
baby's

Slide 4 - Quiz

Meervoud -s of -'s
A
dictees
B
dictee's

Slide 5 - Quiz

Meervoud -s of -'s
A
pianos
B
piano's

Slide 6 - Quiz

Meervoud -s of -'s
A
garages
B
garage's

Slide 7 - Quiz

Welke meervoudsregel hoort erbij?



bikini
A
meervoud op -en
B
meervoud op -s
C
meervoud op -'s

Slide 8 - Quiz

Welke meervoudsregel hoort erbij?



asperge
A
meervoud op -en
B
meervoud op -s
C
meervoud op -'s

Slide 9 - Quiz

Welke meervoudsregel hoort erbij?



alinea
A
meervoud op -en
B
meervoud op -s
C
meervoud op -'s
D
geen meervoud

Slide 10 - Quiz

Welke meervoudsregel hoort erbij?



reparatie
A
meervoud op -en
B
meervoud op -s
C
meervoud op -ën
D
Geen meervoud

Slide 11 - Quiz

2.1 Meervouden
Zet achter het zelfstandig naamwoord -EN


Slide 12 - Diapositive

Eindigt het op -ee, -ie
Zet je er bijna altijd -ën achter

Slide 13 - Diapositive

Eindigt het op een -Y, -O, -U, -I
Dan zet je er 's achter

Slide 14 - Diapositive

Eindigt het op -e, -é, -eau, -ui 
Je schrijft de -s eraan vast


Slide 15 - Diapositive

Afkortingen
Na een afkorting schrijf je 's


Slide 16 - Diapositive

Slide 17 - Vidéo

Slide 18 - Vidéo

 Spelling: bijvoeglijk naamwoord

Bijvoeglijk naamwoord
Zegt iets over een zelfstandig naamwoord. De meeste bijvoeglijke naamwoorden ?hebben twee vormen: een korte vorm en een lange vorm

Zo spel je de lange vorm van het bijvoeglijk naamwoord:
Zet een -e achter het woord. Klein --> kleine, sterk --> sterke, mager --> magere
Bij sommige bijvoeglijke naamwoorden moet je ook: 
- de laatste letter verdubbelen: fris -frisse, tof - toffe
- een a, e, o of u weghalen: laag - lage, rood -rode
- een f in een v veranderen: gaaf - gave, doof -dove
- een s in een z veranderen: vies - vieze, grijs - grijze

Stoffelijke bijvoeglijke naamwoorden hebben geen korte of lange vorm.
Ze eindigen meestal op -en: houten, blikken, zijden.

Sommige bijvoeglijke naamwoorden schrijf je met een deelteken of trema. ?Zo voorkom je dat het woord verkeerd wordt uitgesproken. Bv. officiële, reële.

Slide 19 - Diapositive

Slide 20 - Vidéo