H3 Leesvaardigheid les 1 Verbanden en signaalwoorden en Taalweetjes rijm

• Nederlands
• Middelbare school
• mavo
• Leerjaar 3

Hoofdzaken en hoofdgedachte

Leesvaardigheid

Verbanden en signaalwoorden H3

Les 1

Lesdoel

Leesvaardigheid H3: Verbanden en signaalwoorden 

• Aan het eind van de les heb je geleerd dat je d.m.v. signaalwoorden de verbanden tussen zinnen en alina's kan benoemen. 

Leesvaardigheid

Tekstdoel en Publiek

Huiswerk

Huiswerk Hoofdstuk 1

nakijken

H1: Opdrachten  1 t/m5  van H1: hoodzaken en hoofdgedachte blz. 44 t/m 47

H2: Opdracht 1: Tekstdoel en publiek

Opdracht 1

Opdracht 1

Opdracht 1

Opdracht 1

Opdracht 2

Opdracht 2

Opdracht 3

Opdracht 4

Opdracht 5

Opdracht 5

Huiswerk Hoofdstuk 2

nakijken

H2: Opdracht 1: Tekstdoel en publiek

Huiswerk Hoofdstuk 2

nakijken opdracht 1

Leesvaardigheid

Tekstdoel en publiek

Leesvaardigheid Hoofdstuk 2

Tekstdoel en publiek

Maak opdracht 5 (blz. 46)

Leesvaardigheid

Verbanden en signaalwoorden H3

Leesvaardigheid

Verbanden en signaalwoorden H3

Startopdracht: blz. 68

Startopdracht

Wat wordt er in de tekst opgesomd?

Startopdracht

Startopdracht

De bereidingswijze van het gerecht ontbreekt. 

Bedenk hoe je stap voor stap met de ingrediënten de poffert zou maken. 

Gebruik doe-woorden.

Verbanden en signaalwoorden

• In teksten hebben zinnen en alinea’s met elkaar te maken. 
• Ze houden verband met elkaar. 
• Aan een signaalwoord zie je met welk verband je te maken hebt.
  
• Die woorden helpen je een tekst beter te begrijpen. 
• Er zijn verschillende soorten verbanden.

Opsomming

Een opsomming herken je aan signaalwoorden zoals: 

ten eerste, ten tweede, om te beginnen, ook (nog), verder, bovendien, tevens, daarnaast, ten slotte, en. 

Opsomming

Je kunt een opsomming ook herkennen aan opsommingstekens:

• zoals een dubbele punt (:), 
• liggende streepjes (-), 
• getallen (1, 2, 3) of ‘dots’ (•)

Bijvoorbeeld:

Voor een cake heb je nodig: bloem, boter, suiker, een ei en bakpoeder.

Tegenstelling

Een tegenstelling herken je aan signaalwoorden zoals: tegenover, maar, hoewel, echter, toch, aan de ene kant … aan de andere kant, daarentegen. 

Bijvoorbeeld:

Veel jongeren willen graag in de vakantie wat bijverdienen, maar niet elke klus is aantrekkelijk of levert genoeg geld op.

Voorbeeld of toelichting

Een voorbeeld (toelichting) herken je aan signaalwoorden zoals: bijvoorbeeld, zo, zoals, denk aan, neem nou, onder andere, ter illustratie. 

Een voorbeeld of toelichting volgt vaak na een algemene uitspraak. 

Bijvoorbeeld:

Je kunt afspraken voor een reis laten vastleggen in een reisovereenkomst. Denk aan het aantal excursies dat je per week wilt doen.

Verbanden en signaalwoorden

Maak opdracht 1 blz. 69

Opdracht 1

antwoorden

1. Het schuingedrukte (cursieve) deel boven de tekst is de inleiding. Deze inleiding geeft: 

een korte samenvatting vooraf.

Opdracht 1

antwoorden

2. Welke signaalwoorden voor een opsomming staan er in de inleiding?

Niet alleen … ook, daarnaast.

Opdracht 1

antwoorden

3. Bedenk een tussenkopje dat past bij de inhoud van alinea 1 tot en met 4.

Het juiste antwoord bevat:

Smaakpapillen.

Opdracht 1

antwoorden

4. ‘Hoe komt dit eigenlijk?’ (inleiding)

In welke alinea(’s) wordt deze vraag beantwoord?

alinea 6 en 7

Opdracht 1

antwoorden

5. Wat is het doel van de tekst?

Het juiste antwoord bevat:

Informeren.

Opdracht 1

antwoorden

6. Leg uit dat de uitspraak ‘Je proeft eigenlijk met je hersenen’ juist is. Maak voor je uitleg gebruik van de informatie in alinea 1, 2 en 5.

De smaaksensoren in je mond zijn zenuwuiteinden die in verbinding staan met je hersenen en dus de smaak doorgeven aan de hersenen.

Opdracht 1

antwoorden

7. Welk signaalwoord voor een opsomming herken je in alinea 2?

Tevens.

Opdracht 1

antwoorden

8. Waarom denk je dat voedingsproducenten gebruikmaken van smaakversterkers?

Door ve-tsin wordt de eetlust voor bepaalde voedingsproducten versterkt. Het kan de consument stimuleren bepaalde producten te gebruiken, waardoor de producent meer van het product verkoopt.

Opdracht 1

antwoorden

9. Welk signaalwoord voor een toelichting staat er in alinea 4?

Zo.

Opdracht 1

antwoorden

10. Welke signaalwoorden voor een tegenstelling staan er in alinea 6?

Hoewel … toch.

Opdracht 1

antwoorden

11. Wat is het verband tussen alinea 6 en 7?

opsomming.

Opdracht 1

antwoorden

12. Wat wordt er in alinea 7 opgesomd?

In alinea 7 staat een opsomming van factoren die een rol spelen bij het ontwikkelen van een smaakvoorkeur.

Opdracht 1

antwoorden

13. ‘Smakelijk eten’ (titel) Welke zin uit de tekst past het best bij deze titel?

'Welke smaken je lekker vindt, wordt behalve door gewenning ook beïnvloed door geur, geluid en gedachten en meningen over producten.' (al. 7)

Huiswerk

Verbanden en signaalwoorden H3

Maak opdracht 2 en 3 (blz. 70/ 71)