Cette leçon contient 18 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.
La durée de la leçon est: 60 min
Éléments de cette leçon
Slide 1 - Diapositive
Slide 2 - Diapositive
Vorige week hebben we werkwoordspelling tegenwoordige tijd behandeld en opdrachten gemaakt? Vind je het vervoegen van werkwoorden in de tegenwoordige tijd nog moeilijk?
A
Ja
B
Nee
Slide 3 - Quiz
Slide 4 - Diapositive
Vervoeg de werkwoorden in de verleden tijd. Tuinieren, fietsen, hinkelen, koken, wassen, voetballen, spugen, tasten. Ik …
Slide 5 - Question ouverte
Wat valt je op? Kun je de werkwoorden in groepen verdelen?
Slide 6 - Question ouverte
Slide 7 - Diapositive
Slide 8 - Diapositive
Vervoeg de volgende werkwoorden in de verleden tijd ik-vorm. Durven, verven, geloven, niezen, reizen, omhelzen. Ik ...
Slide 9 - Question ouverte
Vervoeg de volgende werkwoorden in de verleden tijd ik-vorm. Vluchten, wachten, kosten, beantwoorden, broeden, vermoeden. Ik ...
Slide 10 - Question ouverte
Wat valt je op? Kun je deze werkwoorden in groepen verdelen?
Slide 11 - Question ouverte
Slide 12 - Diapositive
Slide 13 - Diapositive
Slide 14 - Diapositive
Vervoeg het de volgende werkwoorden in de verleden tijd. Ik..., u …., jullie …. Laden, bewerken, schrijven en bloggen.
Slide 15 - Question ouverte
Vervoeg de werkwoorden in de verleden tijd. 1. Jij (netwerken) zelfs in je vrije tijd. 2. (Delen) je die foto's met al je vrienden? 3. Maarten (verzenden) een bericht tijdens de uitleg van de docent. 4. Anna (verwijderen) haar profielfoto.
Slide 16 - Question ouverte
Slide 17 - Diapositive
Vind je werkwoordspelling makkelijk of lastig? Wanneer je het lastig vindt, welke onderdelen vind je dan lastig? Betreft dit alle onderdelen? Of bijvoorbeeld alleen verleden tijd. Vind je vervoegen van zwakke werkwoorden lastiger dan sterke werkwoorden?