Leg je boek, schrift en pen klaar. Log alvast in op LessonUp en leg je telefoon omgekeerd op tafel.
Pak je leesboek en ga lekker lezen.
§2Tekstverbanden en signaalwoorden
Voordat we beginnen:
1 / 22
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2
Cette leçon contient 22 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.
La durée de la leçon est: 45 min
Éléments de cette leçon
Leg je boek, schrift en pen klaar. Log alvast in op LessonUp en leg je telefoon omgekeerd op tafel.
Pak je leesboek en ga lekker lezen.
§2Tekstverbanden en signaalwoorden
Voordat we beginnen:
Slide 1 - Diapositive
Slide 2 - Diapositive
Je kunt het chronologisch, concluderend, opsommend, tegenstellend en toelichtend tekstverband in een tekst herkennen aan signaalwoorden.
Je kunt verbanden binnen een tekst beoordelen.
Lesdoelen
Slide 3 - Diapositive
In deze les:
Verder werken aan aan Cursus 1: Meer dan lezen.
Uitleg paragraaf 2: Tekstverbanden en signaalwoorden.
Klassikale oefening.
Zelfstandig aan de slag.
Slide 4 - Diapositive
Tekstverbanden en signaalwoorden
In een goede tekst hangen woorden, zinnen en alinea's met elkaar samen. Ze hebben een verband. Door te letten op verbanden in een tekst, kun je de tekst beter begrijpen.
Slide 5 - Diapositive
Verbanden tussen zinnen
Een duidelijke tekst bestaat uit zinnen die met elkaar verbonden zijn. Je kunt tekstverbanden herkennen door middel van signaalwoorden.
Slide 6 - Diapositive
Tekstverbanden en signaalwoorden
chronologisch verband
daarna, eerst, uiteindelijk, vervolgens
concluderend verband
dus, al met al, daarom
opsommend verband
bovendien, daarnaast, ook, vervolgens
tegenstellend verband
maar, daarentegen, echter, toch
toelichtend verband
als, bijvoorbeeld, zoals, denk maar aan
Slide 7 - Diapositive
timer
2:00
Slide 8 - Diapositive
zoals
maar
dus
daardoor
en
Slide 9 - Diapositive
Op welk tekstverband wijzen de
signaalwoorden maar, toch en echter?
Vraag 1 van 6
A
opsomming
B
tegenstelling
C
reden
D
conclusie
Slide 10 - Quiz
Om welk tekstverband gaat het hier?
Ik kreeg een hapje en een drankje.
Vraag 2 van 6
A
toelichtend
B
opsomming
C
chronologisch
D
tegenstelling
Slide 11 - Quiz
Om welk tekstverband gaat het hier?
Ik kreeg wel een hapje maar geen drankje.
Vraag 3 van 6
A
toelichtend
B
opsomming
C
chronologisch
D
tegenstelling
Slide 12 - Quiz
In welke zin wijzen de signaalwoorden
op een volgorde in tijd?
Vraag 4 van 6
A
Ik wil langskomen. Ik heb echter geen tijd.
B
Eerst ga ik sporten, daarna kom ik langs.
C
Ik heb tijd om langs te komen en ook veel zin.
D
Ik kom langs, omdat ik daar veel zin in heb.
Slide 13 - Quiz
Welke twee signaalwoorden zitten er in zin 2?
Vraag 5 van 6
A
ze - aan
B
aan - met
C
toen - haal
D
eerst - toen
Slide 14 - Quiz
Om welk tekstverband gaat het in zin 2?
Vraag 6 van 6
A
volgorde in tijd
B
opsomming
C
reden
D
conclusie
Slide 15 - Quiz
Wat?
Cursus 1 Meer dan Lezen:§2 Tekstverbanden en signaalwoorden (blz. 10, 11 en 12).
Opdracht 1 en 2. = huiswerk!
Hoe?
In tweetallen. Overleg fluisterend.
Hulp
De theorie in deze LessonUp.
Tijd
Twintig minuten.
Waarom?
Om te oefenen met het herkennen en gebruiken van tekstverbanden en signaalwoorden.
Klaar?
Maak alvast een begin met opdracht 6.
Zelfstandig aan de slag!
timer
20:00
Slide 16 - Diapositive
Je kunt het chronologisch, concluderend en opsommend, tegenstellend en toelichtend tekstverband in een tekst herkennen aan signaalwoorden.
Je kunt verbanden binnen een tekst beoordelen.
Lesdoelen
Slide 17 - Diapositive
Kies het juiste tekstverband. ''Dit jaar wil ik op vakantie naar Australië en dat kost nogal wat. Ik moet dus flink gaan sparen om deze reis te kunnen betalen.''
A
Concluderend verband
B
Redengevend verband
C
Oorzakelijk verband
Slide 18 - Quiz
"Ik open het raam, want het is hier veel te warm."
A
Concluderend verband
B
Redengevend verband
C
Oorzakelijk verband
Slide 19 - Quiz
Na het festival ging Dennis snel naar huis, ... hij moest de volgende dag vroeg op.
A
want (reden)
B
omdat (oorzaak)
C
daardoor (gevolg)
D
zodat (reden)
Slide 20 - Quiz
Ik heb op de vrijmarkt veel spullen verkocht; ... heb ik nu meer ruimte in mijn kasten.
A
zodat (reden)
B
daarna (chronologie)
C
daardoor (gevolg)
D
waardoor (gevolg)
Slide 21 - Quiz
Shania heeft meestal geen zin om te gaan zwemmen, ... het echt heel erg warm is.