elektriciteit extra oefeningen van alles les 5

• nask
• Middelbare school
• vmbo k
• Leerjaar 2

Vandaag

Zijn er vragen uit de digitale testjezelf 3.4 

Resetten testjezelf om meer te oefenen 

extra oefeningen

Huiswerk voor na de vakantie

digitale testjezelf 3.4

Wie heeft er een vraag?

Resetten om vaker te oefenen bij X

Herhaling en extra oefeningen

Let op de quiz begint zo

Waarmee meet je de stroomsterkte?

1. Voltmeter
2. Amperemeter
3. Thermometer
4. vermogenmeter

Reken om:
20 mA = ......... A

1. 20 A
2. 0,20 A
3. 0,020 A
4. 20000 A

Welke waarde
geeft deze
voltmeter aan?

1. 24 Volt
2. 12 Volt
3. 2,4 Volt
4. 0 Volt

Bij een spanning van 18 V wordt een stroomsterkte van 0,3 A gemeten. Bereken het vermogen. Schrijf alles op voor 3 punten.

Een elektrische schakeling waar de stroom doorheen kan lopen noem je ook wel....?

1. een stroomdraad
2. een stroomkring
3. een elektriciteitkring
4. een elektriciteitcirkel

Soms moet je een elektrische schakeling schematisch na tekenen.
Hoe wordt een schematische tekening genoemd?

1. schakeltekening
2. stroomschema
3. schakelschema
4. stroomtekening

welk component is dit?

1. schakelaar
2. batterij
3. lamp
4. stroommeter

welk component is dit?

1. draad
2. lamp
3. batterij
4. schakelaar

Welk lampje gaat er branden wanneer je de schakelaar sluit?

1. 1
2. 2
3. 1 en 2
4. geen van beide

Noem 3 verschillen tussen een serieschakeling en een parallelschakeling.

Welke stof is geen geleider?

1. Koper
2. IJzer
3. Aluminium
4. Kunstof

De stroomsterkte is een ...

1. Grootheid
2. Eenheid

Wat is de eenheid van spanning?

1. ampere
2. watt
3. volt
4. joule

Is het een serieschakeling of een parallelschakeling?

1. Serie
2. Parallel
3. Geen van beide
4. Beide

21. Vul het ontbrekende woord in:
Een ......... is een bron die elektrische energie levert!!!

1. voltmeter
2. spanningsbron
3. amperemeter

Een parallelschakeling is een ....

1. schakeling met vertakkingen
2. schakeling zonder vertakkingen

Welke is een geleider?

1. Lucht
2. Rubber
3. Aluminium
4. Kunststof

Bij een open stroomkring werken apparaten

1. Wel
2. Niet

Marijn heeft een fietslampje van 6 volt. Hij sluit het aan op 1,5 volt.
Wat zal er gebeuren?

1. het lampje zal niet branden
2. het lampje zal zwak branden
3. het lampje zal sterk branden
4. het lampje zal doorbranden

Als je twee batterijen in serie wilt schakelen, moet je ze ...

1. met de minpolen tegen elkaar leggen
2. met de pluspool tegen de minpool leggen
3. met de pluspolen tegen elkaar leggen

twee batterijen van 6 V worden in serie geschakeld. Dit levert een spanning op van:

1. 1,5V
2. 6V
3. 12V
4. 24V

Jeroen sluit een lampje van 3V op een spanningsbron van 12V.
Wat gebeurt er?

1. lampje zal doorbranden
2. lampje zal fel branden
3. lampje zal niet branden
4. lampje zal zwak branden

Welke uitspraken over deze schakelingen is waar?

1. Het zijn allebei parallel schakelingen
2. Het zijn allebei serieschakelingen
3. bovenste is parallel en onderste is serie
4. bovenste is serie en onderste is parallel

In deze schakeling draait Carlo lampje 2 los.
Wat gebeurt er met de andere lampjes?

1. lampje 1 gaat uit en 3 blijft branden
2. lampje 1 blijft branden en 3 gaat uit
3. lampje 1 en 3 blijven branden
4. lampje 1 en 3 gaan allebei uit

  Zet het juiste symbool erachter!

Bekijk de stroomkring hiernaast.
De batterij geeft een spanning van 1,5 V en een stroomsterkte van 55,5 mA.

Op welke plaats kan ik de totale stroomsterkte meten?

1. blauw/Vierkant
2. rood/Driehoek
3. geel/Pijl
4. groen/Ruit

Bekijk de stroomkring hiernaast.
De batterij geeft een spanning van 1,5 V en een stroomsterkte van 55,5 mA.

Op welke plaats/plaatsen kan ik de stroomsterkte meten die 1 lampje krijgt?

1. blauw en rood
2. rood en geel
3. rood en groen
4. allen groen

Een lampje werkt op 12 volt en 400mA. Wat is het vermogen?

Bereken met vermogen van een wasmachine. Er loopt een stroomsterkte van 4 A.

Teken een schakelschema, waarbij twee lampjes parallel geschakeld zijn. Er is ook een stroomsterktemeter die de totale stroomsterkte meet. Laat je antwoord zien
met een foto.

Huiswerk

Na de vakantie maak je in de digitale methode de afsluiting als herhaling van het hele hoofdstuk.

En blijf leren en oefenen met de flitskaarten. (er zit meer in het hoofdstuk dan wat op de flitskaarten staat)