Cette leçon contient 26 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 2 vidéos.
La durée de la leçon est: 45 min
Éléments de cette leçon
Woordenschat H1 blz. 24
H3C 2024-2025
Slide 1 - Diapositive
Leerdoelen H1
Na deze les kan ik:
- zeggen wat een stijlfiguur is;
- verschillende stijlfiguren (herhaling, tegenstelling, opsomming) in een zin herkennen.
Slide 2 - Diapositive
Stijlfiguren
Stijlfiguren worden door schrijvers en sprekers gebruikt om een tekst levendig te maken. Je formuleert dingen anders om de lezer of hoorder te verrassen, interesseren of verbazen.
Slide 3 - Diapositive
Deze les bespreken we de volgende stijlfiguren:
1. Herhaling (H1)
2. Tegenstelling (H1)
3. Opsomming (H1)
Slide 4 - Diapositive
1. Herhaling
Een woord wordt een of meerdere keren herhaald om zo extra nadruk te geven.
Voorbeelden:
1. Je hebt mensen en mensen.
2. Uur na uur na uur zagen we hetzelfde.
3. Ik ben het zat, zat, zat.
4. Regen, regen, niets dan regen.
Slide 5 - Diapositive
2. Tegenstelling
Twee tegengestelde termen worden gebruikt in een zin om de tekst te verlevendigen.
Voorbeelden:
1. In de stille kamer knettert zij van woede.
2. Zij steunen elkaar door dik en dun.
Slide 6 - Diapositive
3. Opsomming
Als je verschillende dingen achter elkaar noemt die bij elkaar horen, is er sprake van opsomming.
Voorbeelden:
1. In de verte zag ik heuvels, bomen, bloemen, geiten en koeien.
2. Wat een schoolcarrière heeft Maud: vmbo, havo, hbo en tot slot de universiteit.
Slide 7 - Diapositive
3A. Drieslag
Een drieslag is een vaste combinatie van een opsomming van drie woorden, zinnen of zinsdelen.
Bekende voorbeelden:
1. Met bloed, zweet en tranen.
2. Ik kwam, ik zag, ik overwon.
Slide 8 - Diapositive
3B. Climax
Een climax is een opsomming die naar een hoogtepunt voert.
Voorbeelden:
1. Jullie zijn de leukste klas van Colegio Arubano, van Aruba, van het hele Caribisch gebied.
2. Hij werd kwaad, woedend, nee, witheet toen hij dat zag.
Slide 9 - Diapositive
3C. Omgekeerde climax
Een omgekeerde climax (of anti-climax) is een stijlfiguur, waarbij in een opsomming de betekenissen in kracht afnemen.
Het is het tegenovergestelde van een climax.
1. Hij is wereldberoemd, nou ja, in Nederland, in onze stad dan. Ik bedoel: ik heb van hem gehoord.
2. Het is schitterend, prachtig, mooi, eigenlijk best aardig.
Slide 10 - Diapositive
Wat ben jij een miezerig, vervelend, irritant, misselijk ventje
A
drieslag
B
opsomming
C
climax
D
herhaling
Slide 11 - Quiz
Hij voelde zich goed, geweldig, fantastisch toen hij geslaagd was.
A
drieslag
B
opsomming
C
herhaling
D
climax
Slide 12 - Quiz
De soldaten vochten voor God, vaderland en Oranje.
A
herhaling
B
climax
C
opsomming
D
drieslag
Slide 13 - Quiz
Uur na uur gebeurde er niets.
A
omgekeerde climax
B
herhaling
C
opsomming
D
climax
Slide 14 - Quiz
Hij dacht een auto te hebben gewonnen, maar het was zelfs geen fiets. Zijn prijs was een zakradiootje.
A
omgekeerde climax
B
drieslag
C
herhaling
D
opsomming
Slide 15 - Quiz
Ik wil weg, ik wil naar huis, ik wil naar bed.
A
herhaling
B
climax
C
drieslag
D
omgekeerde climax
Slide 16 - Quiz
Hij wil altijd een groot feest voor zijn verjaardag, maar uiteindelijk wordt het toch weer een klein feestje.
A
herhaling
B
climax
C
drieslag
D
tegenstelling
Slide 17 - Quiz
Filmpje
In het filmpje op de volgende slide worden alle stijlfiguren uit het Nederlands uitgelegd.
Ook de repetitio, de enumeratio, de opsomming in drieën, de climax en de anti-climax!
Bekijk het thuis: een goede voorbereiding op de toets.
Slide 18 - Diapositive
Slide 19 - Vidéo
toespraak Frans Timmermans
Luister naar de toespraak + lees de Nederlandse vertaling.
Citeer 8 zinnen waarin Timmermans een retorisch middel hanteert.
Beter op papier of in gesproken tekst? Licht je antwoord toe!
Slide 20 - Diapositive
Slide 21 - Vidéo
Opdracht 1 - antwoorden
1 drieslag
2 climax
3 tegenstelling 4 herhaling
5 omgekeerde climax
6 opsomming
7 herhaling
8 tegenstelling
Slide 22 - Diapositive
Opdracht 2 - antwoorden
3 herhaling
4 drieslag
5 climax
7 drieslag
8 tegenstelling
Slide 23 - Diapositive
Hyperbool
In grote mate overdrijven. Vaak ironisch of komisch.
We hebben ons kapot gelachen.
Slide 24 - Diapositive
Understatement
Iets opzettelijk afzwakken. Minder dan het in werkelijkheid is.
Zij hebben wel een aardig optrekje.
Slide 25 - Diapositive
Eufemisme
Iets zeggen zodat het minder hard of erg overkomt. Iets minder onaangenaam zeggen.