Evolutie Les 4: Ontwikkeling van evolutie

Evolutie van de evolutietheorie
H7 Evolutie 4 en 5
6 vwo
1 / 23
suivant
Slide 1: Diapositive
BiologieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 6

Cette leçon contient 23 diapositives, avec diapositives de texte et 1 vidéo.

Éléments de cette leçon

Evolutie van de evolutietheorie
H7 Evolutie 4 en 5
6 vwo

Slide 1 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Vorige les
  • Allopatrische en sympatrische soortvorming
  • Kunstmatige en seksuele selectie 
  • Het founder-effect en genetic drift
  • Co-evolutie
  • Toepassen evolutietheorie bij het fossielenbestand
  • Divergente evolutie (te zien aan homologie)
  • Convergente evolutie (te zien aan analogie)

Slide 2 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Deze les
  • Iets ontstaat niet uit niets: voorlopers van evolutietheorie
  • Endosymbiosetheorie
  • Cladogram: evolutionaire stamboom
  • Populatiegenetica: het in kaart brengen van allelen in een populatie. 

Slide 3 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Generatio spontanea
Leven kan ontstaan uit levenloze materie.      
4e eeuw v. Chr. - 16e eeuw n. Chr.

Slide 4 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Redi: leven kan niet spontaan ontstaan.
Redi
1626-1697

Slide 5 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Lamarck(isme) - verworven eigenschappen worden doorgegeven aan volgende generatie.
Lamarckisme (Lamarck,1744-1829)Verworven eigenschappen
tijdens het leven worden doorgegeven aan de volgende
generatie.
1744 - 1824

Slide 6 - Diapositive

Soorten zijn NIET onveranderlijk
Evolutietheorie


Evolutietheorie (Wallace , 1823-1913)
  • Vergelijkbaar met die van Darwin
  • maar hij dacht dat er bij de evolutie van de mens wel
ingrijpen van een hoger wezen was geweest.

Slide 7 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Darwinisme
  • Survival of the fittest (natuurlijke selectie)
  • Eigenschappen worden doorgegeven aan nakomelingen. Maar hoe?

Neodarwinisme:
Darwinisme + nieuwste (DNA) inzichten.

Slide 8 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Endosymbiosetheorie

Slide 9 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Taxonomie (Linnaeus)
Indeling: overeenkomst bouw
Cladogram
Indeling op homologie

Slide 10 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Populatiegenetica
Natuurlijke selectie: nadelige eigenschappen zullen uit een populatie verdwijnen en voordelige eigenschappen zullen toenemen.

Bij populatiegenetica onderzoek je de aanwezige allelen in een populatie.

Bij een verschuiving in de allelfrequentie is er mogelijk iets gaande.
Blijft allelfrequentie stabiel dan is er geen sprake van evolutie.

Slide 11 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Populatiegenetica
Als na een tijd blijkt dat een allel meer voorkomt, is er mogelijk sprake van:
  • evolutie door natuurlijke selectie
  • founder-effect (inteelt)
  • genetic drift (bij kleine populatie)
  • gene flow (vanuit andere populatie)

Dit kan reden zijn voor meer onderzoek:
  • wat natuurlijke selectie veroorzaakt (+)
  • om uitsterven te voorkomen (-)

Slide 12 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Hardy & Weinberg
(1)
Stel er zijn voor een eigenschap 2 allelen: dominant (A) en recessief (a) allel.

Om erachter te komen hoe allelen verdeeld zijn in een populatie, zijn er twee regels opgesteld:
  1. p + q = 1
    Alle dominante allelen (p) en alle recessieve allelen (q) samen = 1.
    Bijv: p = 0,7 en q = 0,3. 0,7 + 0,3 = 1
Let op: dat allel meer voorkomt betekent niet dat het hebben van dit allel een voordeel heeft.

Slide 13 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Kruising
De 2e regel volgt uit de manier waarop kruisingen werken. Als je hiernaast kijkt zie je een kruising uitgewerkt.

Als ik de verdeling van B en b hier bekijk zie je het volgende:
1x BB
2x Bb
1x bb

Slide 14 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Hardy & Weinberg
(2)
Stel er zijn voor een eigenschap 2 allelen: dominant (A) en recessief (a) allel.

Om erachter te komen hoe allelen verdeeld zijn in een populatie, zijn er twee regels opgesteld:
    1. p + q = 1
    2. p2 + 2pq + q2 = 1
      p2 omdat kans dat iemand homozygoot dominant is = p x p (voor q2 hetzelfde)
      Heterozygoot komt 2x voor, daarom 2pq.

Slide 15 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Hardy & Weinberg
    1. p + q = 1
    2. p2 + 2pq + q2 = 1

Maar wat heb je aan deze regels?
Als ik p of q weet dan kan ik alle allelfrequenties en genotypes bepalen.

Stel: de frequentie dominant allel (A) p = 0,8
  • Wat is dan frequentie allel a?
  • Als ik een individu uit deze populatie haal, hoe groot is de kans op een heterozygoot?

Slide 16 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Hardy & Weinberg
    1. p + q = 1
    2. p2 + 2pq + q2

Maar wat heb je aan deze regels?
Als ik p of q weet dan kan ik alle allelfrequenties en genotypes bepalen.

Stel: de frequentie dominant allel (A) p = 0,8
  • Wat is dan frequentie allel a?
  • Als ik een individu uit deze populatie haal, hoe groot is de kans op een heterozygoot?

Slide 17 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Hardy & Weinberg
    1. p + q = 1
    2. p2 + 2pq + q2 = 1

Ander voorbeeld.
Stel: bij onderzoek bij twee verschillende populaties herten. Bij populatie 1 : q2 = 0,14

Wat is de genotypefrequentie?
p2 =
2pq =

 


Slide 18 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Hardy & Weinberg
    1. p + q = 1
    2. p2 + 2pq + q2 = 1

Ander voorbeeld.
Stel: bij onderzoek bij twee verschillende populaties herten. Bij populatie 1 : q2 = 0,14

Wat is de genotypefrequentie?

Bepaal eerst q.                  q = √0,14 = 0,374
Bepaal vervolgens p.      p + q = 1. p = 1 - q. 1 - 0,37 = 0,626
Bereken p2 en 2pq.  p2 = 0,6262 = 0,392.
                                          2pq = 2*0,626*0,374 = 0,468    


Controle: p2 + 2pq + q2 = 1
                  0,392 + 0,468 + 0,14 = 1. Klopt!

Slide 19 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Hardy & Weinberg
    1. p + q = 1
    2. p2 + 2pq + q2 = 1

Hoe bepaal je zelf q2 of p2
Gegeven was dat de genotypefrequentie van q2 = 0,14.  
Hoe kom ik daarop?    

Stap 1: hoeveel allelen zijn er in totaal?


Stap 2: hoeveel is q2 van het totaal?



Slide 20 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Hardy & Weinberg
    1. p + q = 1
    2. p2 + 2pq + q2 = 1

Hoe bepaal je zelf q2 of p2
Gegeven was dat de genotypefrequentie van q2 = 0,14.  
Hoe kom ik daarop?    

Stap 1: hoeveel allelen zijn er in totaal?
Populatie 1 heeft 14 individuen.
Elk individu heeft 2 allelen. 14 * 2 = 28.
Stap 2: hoeveel is q2 van het totaal?



Slide 21 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Hardy & Weinberg
    1. p + q = 1
    2. p2 + 2pq + q2 = 1

Hoe bepaal je zelf q2 of p2
Gegeven was dat de genotypefrequentie van q2 = 0,14.  
Hoe kom ik daarop?    

Stap 1: hoeveel allelen zijn er in totaal?
Populatie 1 heeft 14 individuen.
Elk individu heeft 2 allelen. 14 * 2 = 28.
Stap 2: hoeveel is q2 van het totaal?
q2 (aa) bestaat uit 2 individuen met elk 2 allelen. 2x2=4 allelen.
q2 is dus 4/28 = 0,14 (afgerond)



Slide 22 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Slide 23 - Vidéo

Cet élément n'a pas d'instructions