Cette leçon contient 26 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 1 vidéo.
La durée de la leçon est: 30 min
Éléments de cette leçon
5.2 chromosomen
Herhalen 5.1
Uitleg 5.2
Slide 1 - Diapositive
Genotype
Eigenschappen die vastliggen in je genen (in je DNA).
Dit genotype is erfelijk en ligt vast.
Bijvoorbeeld: oogkleur, haarkleur, huidskleur
Slide 2 - Diapositive
Fenotype en Genotype
Fenotype: uiterlijke kenmerken, makkelijk aan te passen, wordt bepaald door je DNA en invloeden uit je omgeving (milieu)
Genotype: eigenschappen die vastliggen in je genen, zijn niet aan te passen en erf je van je ouders
Fenotype wordt bepaald door het genotype EN door invloeden van het milieu (invloeden van het milieu zijn bijvoorbeeld haren verven, sporten, zon, plastische chirurgie etc)
Slide 3 - Diapositive
5.2 chromosomen
Je kunt uitleggen hoe elk van de ouders 50% van de chromosomen levert.
Je kunt uitleggen dat bij mensen het geslacht wordt bepaald door de geslachtschromosomen.
Je kunt uitleggen hoe door geslachtelijke voortplanting variatie in genotypen ontstaat.
Slide 4 - Diapositive
Waarom lijk je dan op je ouders?
De helft van jouw 'bouwpakket' komt van de
23 chromosomen die je van je vader kreeg.
De helft van jouw 'bouwpakket' komt van de
23 chromosomen die je van je moeder kreeg.
Slide 5 - Diapositive
Menselijke cel
In een eicel zitten 23 chromosomen.
In een zaadcel zitten 23 chromosomen.
Eicel + zaadcel = een bevruchte cel met 46 chromosomen.
Die bevruchte cel deelt zichzelf op.
Als de cel zich deelt, deelt hij ook de chromosomen.
In al jouw cellen zitten daardoor 46 chromosomen, waarin dezelfde bouwbeschrijving' staat.
(Alleen de zaadcellen en eicellen dus niet.)
Slide 6 - Diapositive
Geslachtschromosomen
Dat 23ste paar bepaalt dus of je, lichamelijk gezien, een man (XY) of een vrouw (XX) bent.
Ze heten daarom je geslachtschromosomen.
Slide 7 - Diapositive
Alle eicellen hebben dus een x-chromosoom.
De helft van de zaadcellen hebben een X-chromosoom.
De helft van de zaadcellen hebben een Y-chromosoom.
Jongen of meisje
Slide 8 - Diapositive
Slide 9 - Diapositive
Gen en allel
✔Chromosomenbestaan uit DNA
✔ Een gen is een stukje van een chromosomen dat informatie kan bezitten voor een eigenschap.
✔ Varianten van een gen noem je allelen. Bijv. het gen oogkleur heeft variant (allel) 'blauw' en 'bruin'.
Slide 10 - Diapositive
Slide 11 - Diapositive
Slide 12 - Diapositive
Slide 13 - Diapositive
Slide 14 - Diapositive
Veel variatie door geslachtelijke voortplanting
Slide 15 - Diapositive
Slide 16 - Diapositive
Slide 17 - Vidéo
Geslachtscellen van mensen bevatten
A
23 chromosomen
B
34 chromosomen
C
46 chromosomen
D
92 chromosomen
Slide 18 - Quiz
Elke gewone lichaamscel bevat
A
23 Chromosomen
B
34 Chromosomen
C
46 Chromosomen
D
92 Chromosomen
Slide 19 - Quiz
Bij katten bevatten de zaadcellen 19 chromosomen. Hoeveel chromosomen bevatten de eicellen van katten?
A
19 chromosomen
B
9,5 chromosomen
C
38 chromosomen
D
190 chromosomen
Slide 20 - Quiz
Bij tijgers hebben zaadcellen 20 chromosomen. Hoeveel chromosomen hebben de oogcellen van tijgers?
A
20 chromosomen
B
40 chromosomen
Slide 21 - Quiz
Er wordt een jongetje geboren.
De kern van een huidcel van hem bevat
A
22 paar chromosomen + XX
B
22 paar chromosomen + XY
C
22 chromosomen + XY
D
22 chromosomen + Y
Slide 22 - Quiz
Je fenotype komt tot stand door:
A
alleen je chromosomen
B
alleen milieu
C
chromosomen en milieu
Slide 23 - Quiz
Welke cellen hebben geen paren chromosomen maar enkele chromosomen in de celkern?
A
Geslachtscellen
B
Lichaamscellen
Slide 24 - Quiz
Kern van cel P bevat 40 chromosomen. Hoeveel chromosomen bevat cel 1 ?