Voorzetsels 3e en 4e naamval

Naamvallen & Hören/Sehen
Aan het eind van het uur ken je de  voorzetsels met een vaste naamval voor de 3e en 4e en naamval
Aan het eind van het uur weet je hoe het er in een Duitse klas aan toe gaat.

Welke nieuwe woorden leer je kennen?
Wat is er anders op deze school? Wat valt je op?
1 / 25
suivant
Slide 1: Diapositive
Middelbare schoolvwoLeerjaar 2

Cette leçon contient 25 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 2 vidéos.

time-iconLa durée de la leçon est: 30 min

Éléments de cette leçon

Naamvallen & Hören/Sehen
Aan het eind van het uur ken je de  voorzetsels met een vaste naamval voor de 3e en 4e en naamval
Aan het eind van het uur weet je hoe het er in een Duitse klas aan toe gaat.

Welke nieuwe woorden leer je kennen?
Wat is er anders op deze school? Wat valt je op?

Slide 1 - Diapositive

1. Welke nieuwe woorden heb je gehoord?

2. Wat is er anders in een Duitse klas?

3. Wat viel je op?

Slide 2 - Diapositive

Slide 3 - Vidéo

Klas 3

Naamvallen na een vast voorzetsel.

We bekijken de video.

Slide 4 - Diapositive

Wat moet ik doen om de naamval te bepalen?
1. Moet ik der-Gruppe of ein-Gruppe invullen (enk/mv/ml/vr/oz)
2. Staat er een voorzetsel in de zin?
3. Geen voorzetsel = ontleden (1e nv = ond, 3e = meew.vw,        4e nv = lv)

Slide 5 - Diapositive

Slide 6 - Vidéo

Voorzetsels met een 4e naamval
durch, für, gegen, ohne , um , bis , entlang

Slide 7 - Diapositive

Voorzetsels 3e naamval
aus, bei, mit, nach, seit, von, zu außer, entgegen, gegenüber

Slide 8 - Diapositive

Geen voorzetsel = ontleden
Onderwerp = 1. Fall (Nominativ)

Welke vraag moet je stellen om het onderwerp te vinden? 

Slide 9 - Diapositive

Geen voorzetsel = ontleden
Onderwerp = 1. Fall (wie/wat + gezegde)
voorbeeld:
ik - ....... habe euch gesehen. 

Let op! Ook als het gaat om een naamwoordelijk deel van het gezegde gaat het om een 1e naamval!
(Er ist ein Fußballspieler)

Slide 10 - Diapositive

Voorzetsels 3e naamval
Welke hoort er niet bij?
A
mit
B
seit
C
durch
D
von

Slide 11 - Quiz

Voorzetsels 3e naamval
Welke hoort er niet bij?
A
nach
B
für
C
zu
D
bei

Slide 12 - Quiz

Voorzetsels 4e naamval
Welke hoort er niet bij?
A
durch
B
gegen
C
aus
D
um

Slide 13 - Quiz

Voorzetsels 4e naamval
Welke hoort er niet bij?
A
für
B
von
C
um
D
durch

Slide 14 - Quiz

Ich habe ein Geschenk für ......(mijn) Mutter gekauft.

A
mein
B
meinen
C
meine
D
meiner

Slide 15 - Quiz

Ohne .......(de) Kinder können wir nicht gehen.

A
die
B
der
C
den
D
den

Slide 16 - Quiz

Das hat er von ..... (de) Mann bekommen.
A
der
B
dem
C
den
D
die

Slide 17 - Quiz

Er hat ....... (mijn) Mutter gesehen.


A
mein
B
meine
C
meiner
D
meinen

Slide 18 - Quiz

Kannst du ......(de) Schüler...(mv) ...... (de) Aufgabe erklären?

Schrijf de zin goed over en vul de goede uitgangen in

Slide 19 - Question ouverte

In Werkboek C maken:
Aufgabe 4.3c/d AB S13-14

Slide 20 - Diapositive

Ein Mann gab guten Leuten die schöne Zeichnung des Kindes

Slide 21 - Diapositive

Ein Genie liest mit der Aufmerksamkeit die Bücher eines Mannes

Slide 22 - Diapositive

een zin om te ontleden?

Slide 23 - Carte mentale

een zin met vast voorzetsel?

Slide 24 - Carte mentale

een zin met een wisselvoorzetsel?

Slide 25 - Carte mentale