BVJ 6.5/ 7.5 Klimaatverandering

7.5/ 6.5 Klimaatverandering
1 / 22
suivant
Slide 1: Diapositive
BiologieMiddelbare schoolvmbo g, t, mavoLeerjaar 3

Cette leçon contient 22 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 2 vidéos.

Éléments de cette leçon

7.5/ 6.5 Klimaatverandering

Slide 1 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Wat gaan we doen vandaag
Terugblik
Leerdoelen 'Klimaatverandering'
Theorie B: 6.5/ GT: 7.5
Aan de slag
Afsluiten

Slide 2 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Slide 3 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Slide 4 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Slide 5 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Slide 6 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Slide 7 - Vidéo

Cet élément n'a pas d'instructions

Slide 8 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Slide 9 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Gevolgen voor de natuur
  • Verzilting: meer zeewater land wordt zouter -> te kort aan zoetwater / gewassen groeien niet goed op zoute grond.
  • Verandering biodiversiteit: soorten verdwijnen / verplaatsen of veranderen. Er trekken soorten uit warmere gebieden naar Nederland. Sommige trekvogels trekken niet meer naar het zuiden.
  • Jaarritme verandert: zachte winters/ warmer voorjaar: bomen en planten bloeien eerder: eerder last van hooikoorts.
  • Meer tropische plagen en ziekten: ziekteverwekkers verspreiden sneller in warme gebieden. 
  • Er sterven meer mensen tijdens een hittegolf

In heel sommige gebieden juist verbeteringen: natter of warmer kan geschikter zijn voor landbouw.



Slide 10 - Diapositive

De gevolgen van de klimaatcrisis zijn in de natuur goed merkbaar:
• Het zoute zeewater komt steeds verder het land binnen. Het zoutgehalte in de bodem en het grondwater neemt daardoor toe. In Zeeland is deze verzilting al duidelijk merkbaar (zilt is een oud woord voor zout). Bepaalde gewassen groeien er niet goed meer, zoals aardappels en kool. Ook kan er een tekort aan zoet (drink)water ontstaan.
• Er komen planten- en diersoorten uit warmere gebieden voor in Nederland die er eerst niet waren. Andere soorten verdwijnen juist. Sommige trekvogels gaan niet meer overwinteren in het zuiden, omdat het in het noorden warm genoeg is tijdens de winter.
• Doordat de winters zachter zijn en het voorjaar warmer is geworden, verandert het jaarritme van veel organismen. Bomen krijgen vroeger in het jaar bladeren en veel planten bloeien eerder. Mensen met hooikoorts merken dat ze eerder en langer last krijgen van hun allergie voor pollen (stuifmeelkorrels) van bepaalde planten. Zo bloeit de berk nu een maand eerder dan een paar jaar geleden. In een pollenkalender is te zien wanneer de pollen van planten in de lucht zitten (zie afbeelding 2).
• Er komen meer tropische plagen en ziekten. Sommige ziekteverwekkers verspreiden zich naar gebieden die warmer worden.

In sommige delen van de wereld zorgt de klimaatverandering juist voor verbeteringen. Zo zijn er gebieden geschikt geworden voor landbouw, omdat het er warmer of natter is geworden. Dit gaat echter maar om een klein deel van de aarde.
  • meer energie uit duurzame bronnen
  • susidies voor isolatie
  • campagnes om minder vlees te eten

Slide 11 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Slide 12 - Vidéo

Cet élément n'a pas d'instructions

Aan de slag!
7.5/ 6.5 'Klimaatverandering' maken en nakijken/ verbeteren






Slide 13 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Slide 14 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Hoe noemen de we luchtlaag rond de aarde?
A
Dampkring
B
Atmosfeer
C
Stratosfeer
D
Troposfeer

Slide 15 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Wat is het broeikaseffect?
A
Het vasthouden van warme lucht door gassen in de dampkring .
B
Het vasthouden van CO2 in de dampkring.
C
Het verbouwen van planten in kassen.
D
Gaslaag in de atmosfeer die ons beschermt tegen zonnestraling.

Slide 16 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

De gassen in de dampkring die het broeikaseffect veroorzaken, heten broeikasgassen. Wat zijn de drie belangrijkste broeikasgassen?
A
Zuurstof, waterdamp koolstofdioxide
B
koolstofdioxide, methaan en waterdamp

Slide 17 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Geef de betekenis van het broeikaseffect?
A
Het verbouwen van planten in kassen.
B
Gaslaag in de atmosfeer die ons beschermt tegen zonnestraling.
C
Het vasthouden van koude lucht door koolzuurgas.
D
Het vasthouden van warme lucht door gassen in de dampkring

Slide 18 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Is het broeikaseffect altijd slecht?
A
ja, want hoe minder opwarming van de aarde hoe beter
B
nee, zonder natuurlijk broeikaseffect zou het hier te koud zijn
C
broeikasgassen zijn giftig en dat is slecht voor de gezondheid
D
geen idee kunnen we daar een keer les over krijgen?

Slide 19 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Welk milieuprobleem ontstaat door de uitstoot van CO2 bij verbranding van aardolieproducten?
A
Gat in de ozonlaag
B
Versterkt broeikaseffect
C
broeikaseffect
D
zure regen

Slide 20 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Verdieping: de discussie over klimaatverandering: zin of onzin?

Slide 21 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Hoe ging de les?
Maken 'Energie' en 'Klimaatverandering'
Volgende week: 'Water, bodem en afval'

Slide 22 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions