havo deerde naamval

• Duits
• Middelbare school
• havo
• Leerjaar 2

De 3 naamval

Nu gaan we aan de slag met de 3 naamval!!!!

Kijk goed naar de onderstaande zin en zoek de onderwerp en een lijdend voorwerp 

Der Vater  kauft das Auto

(de vader koopt het auto )

het antwoord zie je op de volgende bladzijde

Der Vater kauft das Auto

Der Vater is (hij) de onderwerp = eerste naamval

Das Auto is (hem) de lijdend voorwerp = vierde naamval

Nu kijk nog een keer naar deze zin

Der Vater kauft der Mutter das Auto

Wij hebben nu in deze zin een nieuw onderdeel (der Mutter)

In het Nederlands heet dit een  meewerkend voorwerp.

In Nederlandse zinnen herken je het meewerkend voorwerp aan het feit dat je er de voorzetsels aan of voor  voor kunt zetten.

Voorbeeld

Mijn vader schrijft de directeur een brief

Je kunt ook zegen

Mijn vader schrijft aan de directeur een brief

Let op !!!!

In Duitse zinnen staan er nooit voorzetsels voor het meewerkend voorwerp 

Bij het meewerkend voorwerp krijgen alle lidwoorden een andere uitgang. Kijk naar de bovenstaande overzicht.

Belangrijk !!!

In de 3e naamval krijgt het zelfstandig naamwoord in meervoud een extra -n op het eind behalve als het woord in het meervoud al op een- n of een -s eindigd.

Kijk naar de volgende tabel !!!!

Kijk naar de 3 naamval - het zelfstandig naamwoord meervoud

1e           der Mann           die Frau         das Kind          die Freunde

3e          dem Mann        der Frau         dem Kind        den Freunden

4e          den Mann         die Frau          das Kind          die Freunde

Sammenvatting !!!!!

Kijk hoe je dat in de praktijk doet

1. Der Vater gibt der Tochter einen Brief

   2. De eerste stap vertalen in het NL

     (de vader geeft dochter een brief)

    3. De zelfstandige naamwoorden zoeken en met hij of hem vervangen een ook voor of aan zetten

     Der Vater gibt der Tochter einen Brief (hij geeft aan iemand hem)

     . Hij is onderwerp - Der Vater

     Hem is lijdend voorwerp - einen Brief

aan Tochter is - meerwerkend voorwerp

Wij gaan aan de slag met paar oefeningen.

Wat is in deze zin het meewerkend voorwerp ?

Der Ober bringt der Frau eine Schockolade
(de kelner brengt de vrouw een chocolade)

1. der Ober
2. der Frau
3. eine Schockolade

Wat is in deze zin het meewerkend voorwerp ?
Der Vater erzählt einen Witz der Freundin
(let op: de vader verteld een graap de vriendin)

1. der Vater
2. einen Witz
3. der Freundin

Wat is in deze zin het meewerkend voorwerp ?
Hast du den Brief den Nachbarn geschickt?
(heb je de brief de buren gestuurd?

1. du
2. den Brief
3. den Nachbarn

In de 3e naamval krijgt het zelfstandig naamwoord een extra -e in

1. de meervoud
2. als hij mannelijk is
3. als hij onzijdig is
4. als hij vrouwelijk is

Ich schicke .......... Großeltern (mv) eine Karte

1. die
2. der
3. den
4. das

Der Junge bringt .......... (de) Vater die Zeitung.

1. der
2. die
3. den
4. dem

Peter schreibt ................(zijn) Freunden eine Email

1. seinen
2. seine
3. seiner
4. seinem

Ich habe ........... (de) Nachbarn einen Witz erzählt.

1. den
2. dem
3. der
4. die

Mein Bruder schenkt ..............(haar) Freundin ein Armband

1. seiner
2. ihrer
3. ihr
4. sein

Er gibt ........... Mädchen einen Kuss.

1. dem
2. der
3. den
4. die

Johann hat ...........(ein) Lehrerin seinen Handy gezeigt.

1. einer
2. einem
3. ein
4. eines

Jeden Morgen gebe ich (de) Katze (v) etwas zu essen.

1. die
2. der
3. dem
4. das

Der Ober bringt (de) .............Mann (m) ein Glas Apfelsaft

1. dem
2. den
3. der
4. das

....................(zijn) Lehrer hat er zwei gute Witze erzählt.

1. seiner
2. sein
3. seinem
4. seinen

Gut gemacht !!!!!!!!

Opdrachten in het WB

Ga nu aan de slag met de opdracht van het W.B. blz 23 opdracht 10.5  (let op 15 zinnen)