Methodiek lj3 methodische ondersteuningsvraag en doelen

Beginsituatie
Ondersteuningsvraag
Doel
1 / 46
suivant
Slide 1: Diapositive
WelzijnMBOStudiejaar 2

Cette leçon contient 46 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 1 vidéo.

time-iconLa durée de la leçon est: 60 min

Éléments de cette leçon

Beginsituatie
Ondersteuningsvraag
Doel

Slide 1 - Diapositive

Vervolg methodische cyclus
Je hebt als het goed is;
  1. Informatie verzameld;
  2. De informatie gerubriceerd en geanalyseerd;
  3. De relevante informatie verwerkt in een beginsituatie.

Deze beginsituatie geeft een volledig beeld van jouw cliënt!

Slide 2 - Diapositive

Lesdoelen vandaag: 
Aan het einde van de les:

  • Je weet wat een ondersteuningsvraag is
  • Je weet welke soorten ondersteuningsvragen er zijn
  • Je weet hoe je ondersteuningsvragen moet formuleren
  • Je kunt vanuit een ondersteuningsvraag een doel en subdoelen formuleren

Slide 3 - Diapositive

Bij welke cyclus hoort dit ook weer?
A
De cyclus van het leven
B
Wat is een cyclus?
C
De methodische cyclus
D
Geen idee, ik ga terug naar leerjaar 1

Slide 4 - Quiz

Waar bestaat stap 1 uit van het opstellen van een ondersteuningsplan?
A
Probleemanalyse maken
B
Beginsituatie beschrijven
C
Ondersteuningsvraag opstellen
D
SMART doelen formuleren

Slide 5 - Quiz

Wat wordt er gedaan in stap 1:
'Beginsituatie vaststellen'
A
Welke cliënt heb ik voor me? (informatie verzamelen)
B
Het doel bepalen
C
De activiteit uitvoeren volgens de stappenplan
D
Datum vaststellen wanneer je je activiteit gaat uitvoeren

Slide 6 - Quiz

Methodische cyclus
Stap 1
Stap 2
Stap 3
Stap 4
Stap 5
Beginsituatie vaststellen
Probleemstelling, behoefte en ondersteuningsvraag
Doel opstellen
Plan maken en uitvoeren
Evaluatie

Slide 7 - Question de remorquage

Hoe verzamel je gegevens om de beginsituatie vast te stellen?
A
Ik vraag de cliënt
B
Observatie
C
Dossier raadplegen
D
Deze drie, maar ook collega's en familie zijn een bron van informatie.

Slide 8 - Quiz

'De domeinen of levensgebieden van Schalock' is een voorbeeld van?
A
Wat? Waar gaat dit over?
B
Ordeningsprincipe
C
Plan van Aanpak
D
Doelformulering

Slide 9 - Quiz

Hoe een cliënt omgaat met stress is een voorbeeld van?
A
Emotioneel welbevinden
B
Materieel welbevinden
C
Sociale inclusie
D
Persoonlijke ontplooiing

Slide 10 - Quiz

Wat hoort er NIET bij het kopje Interpersoonlijke relaties
A
Contact met hulpverleners
B
Relatie met familie
C
Intimiteit en genegenheid
D
Zelfbeeld

Slide 11 - Quiz

Probleemanalyse

  • Wat kan iemand niet
  • wat is de oorzaak hiervan
  • Wat zijn de verschijnselen van het probleem zijn
  • Wie het probleem heeft
  • In hoeverre het probleem oplosbaar lijkt
  • In hoeverre is er sprake van een 'echt' probleem of een 'ervaren' probleem?

Hulpmiddel voor het maken van de probleemanalyse is de PES formule




Slide 12 - Diapositive

Waar staan de letters PES voor bij de probleemanalyse?

Slide 13 - Question ouverte

PES formule is een hulpmiddel

Slide 14 - Diapositive

Slide 15 - Vidéo

Beschermende of positieve factoren maken de kans op een probleem kleiner. Een oudere zorgvrager die veel steun in zijn omgeving krijgt, heeft een kleinere kans op een depressie dan een oudere zorgvrager die eenzaam is.
Beschermende factoren kun je niet altijd beïnvloeden, maar je kunt ze wel versterken of stimuleren.

Een risicofactor maakt de kans op een probleem groter. Een zorgvrager van 70 jaar of ouder heeft bijvoorbeeld een grotere kans op het doormaken van een delier dan een 40-jarige zorgvrager. Sommige risicofactoren kun je niet beïnvloeden, zoals de leeftijd van de zorgvrager. Aan andere risicofactoren kun je wel iets doen, zoals losse kleedjes in de huiskamer.

Beschermende factoren en risicofactoren

Slide 16 - Diapositive

Sinds het overlijden van zijn echtgenote is dhr. eenzaam en zit steeds meer in een sociaal isolement.
Hij vermagerd, zijn broeken zitten los rond zijn middel.
Dhr. is 4 kg afgevallen.
Wat zijn de symptomen? Dus de verschijnselen, signalen en kenmerken?

Slide 17 - Question ouverte

Sinds het overlijden van zijn echtgenote is dhr. eenzaam en zit steeds meer in een sociaal isolement.
Hij vermagerd, zijn broeken zitten los rond zijn middel.
Dhr. is 4 kg afgevallen.
Wat is de oorzaak en wat het probleem?

Slide 18 - Question ouverte

P:   Dhr. is 4 kg afgevallen.
E:   Dhr. zit in een sociaal isolement
S:   Dhr. is vermagerd, zijn broeken zitten los.

Slide 19 - Diapositive

Stella heeft haar broertje geholpen met het maken van een vogelhuisje van hout. Stella geeft aan dat ze pijn heeft. Haar vinger is gevoelig en rood.  Er steekt een splinter uit. 

P Probleem: het probleem van de zorgvrager
E Etiologie: de oorzaak van het probleem
S Symptomen: de klachten of verschijnselen die je ziet
Oefenen... schrijf op wat is de PES?

Slide 20 - Diapositive

Wat is hier het probleem?
A
Pijn
B
Splinter
C
rode vinger
D
gevoelig en rood

Slide 21 - Quiz

Voor een goede formulering van een zorgprobleem gelden de volgende regels:
Formuleer een zorgprobleem altijd vanuit de zorgvrager. 
Als verzorgende/ begeleider ben jij weliswaar de persoon die het probleem constateert, maar het is het probleem van de zorgvrager. 
Het gaat dus om een onwenselijke situatie voor de zorgvrager.
Een hulpmiddel kan zijn om de formulering van een zorgprobleem te beginnen met: 
De zorgvrager heeft / is / wil / kan ...

Probleemformulering:

Slide 22 - Diapositive

Nog eentje dan...
Mw. in t Veld is gespannen voor de uitslag van het onderzoek aan haar longen.  Ze slaapt slecht. Overdag reageert ze geïrriteerd op normale gebeurtenissen. 

Wat is de PES? 

Slide 23 - Diapositive

Schrijf het zorgprobleem op:

Slide 24 - Question ouverte

"Cliënt M slaat met haar hoofd tegen de muur als zij haar zin niet krijgt van de begeleiding en kan haar frustraties niet op een andere manier uiten"
Hoe zou jij de PES omschrijven?

Slide 25 - Question ouverte

Mandy wil leren om haar frustraties op een andere manier te uiten. Wat zou een goede ondersteuningsvraag zijn?
A
Binnen 2 weken uit ik mijn frustraties op een goede manier
B
Ondersteun mij bij het vinden van een andere manier van het uiten van mijn emoties, zodat ik mij prettig voel.
C
Ik ga 2x per dag in mijn dagboek schrijven over hoe ik me voel
D
De begeleider zorgt dat M haar emoties onder controle heeft

Slide 26 - Quiz

Wanneer formuleer je een ondersteunings- of hulpvraag?
A
Nadat je de smartdoelen hebt opgesteld
B
Na de probleemanalyse (PES)
C
Na het observeren volgens een methode
D
Tijdens de evaluatie

Slide 27 - Quiz

Vraagverheldering en Hulpvraag
Na gegevens verzamelen door intake/ anamnesegesprek en observatie ga je wensen, ondersteuningsbehoeften en/ of vragen inventariseren.

Als het niet lukt de vraag boven tafel te krijgen (weinig inzicht, door beperking, niet realistisch) vraag naar de gewenste situatie. 

Jouw taak is de werkelijke vraag te achterhalen. 
Formuleer vanuit het perspectief van de cliënt.
Dus begin met: Help mij...., ondersteun mij...., geef mij...., begeleid mij... enz.


Slide 28 - Diapositive

Formuleren van ondersteunigsvragen
Ondersteuningsvragen komen altijd logisch voort vanuit de beginsituatie.
Hiervoor kijk je bij welke onderdelen (leefgebieden / ontwikkelingsgebieden) de cliënt problemen ervaart.

Slide 29 - Diapositive

Formuleren van ondersteuningvragen
Ondersteuningsvragen beginnen bijvoorbeeld met;

  • Begeleid mij...
  • Leer mij...
  • Motiveer mij....
  • Activeer mij.....
  • Bied mij......
  • etc.



Aangevuld door de gewenste verandering:
Zodat ik...

  • Zelfredzamer ben
  • Zingeving ervaar
  • Mij mentaal goed voel
  • etc.

Slide 30 - Diapositive

Van probleem tot ondersteuningsvraag
Voorbeeld;
Probleem: Yentl is niet in staat om haar gevoelens adequaat te uiten, vooral als ze boos of verdrietig is.
Oorzaak: borderlinestoornis in samenhang met vroege uithuisplaatsing.
Symptomen: Yentl krast in haar armen, tot bloedens toe.

Slide 31 - Diapositive

Welke ondersteuningsvraag zou jij voor Yentle formuleren?

Slide 32 - Question ouverte

Van ondersteuningsvraag naar doel
Als het probleem duidelijk is, kun je doelen gaan stellen. Die doelen moeten gericht zijn op het oplossen van het probleem. Bij het stellen van doelen gelden de volgende aandachtspunten:

  • Maak onderscheid in soorten doelen.
  • Let op de hoeveelheid doelen.
  • Focus niet alleen op verbetering.
  • Stem doelen af met anderen.

Slide 33 - Diapositive

Soort doelen
Er zijn algemene doelen en subdoelen. 

Een algemeen doel is breed en vaak pas na langere tijd haalbaar.

Een algemeen doel verdeel je onder in kleinere doelen, subdoelen.

Slide 34 - Diapositive

Voorwaarden van doelformulering
  • Formuleer zo kort en kernachtig mogelijk.
  • Begin het doel met de naam van de cliënt. Gebruik daarna een ‘actief’ werkwoord, zodat de doelstelling in cliëntgedrag (= concreet handelen) geformuleerd wordt --> niet 'M wil koken' maar 'M kookt'
  • Vermijdt werkwoorden als kan / wil /wordt / is
  • Vermijdt woorden als beter / meer / minder
  • Formuleer alsof het doel bereikt is.
  • Verwar doelen niet met middelen! Activiteiten zijn middelen om doelen te bereiken en geen doel op zich!
  • Verwar doelen niet met uitgangspunten en/of voornemens. 

Slide 35 - Diapositive

Als ik doelen zeg dan denken jullie meteen aan...

Slide 36 - Diapositive

Doelen

Slide 37 - Carte mentale

Waar staat 'SMART' -doel voor?
A
Speciaal, meetbaar, acceptatie, realistisch, tijdsgebonden
B
Specifiek, beginsituatie, acceptabel, realistisch, tijdsgebonden
C
Specifiek, machtig, abuis, realistisch, tijdsgebonden
D
Specifiek, meetbaar, acceptabel, realistisch, tijdsgebonden

Slide 38 - Quiz

Maak hier een SMART doel van:
"Pieter wil graag een eigen huis"

Slide 39 - Question ouverte

Wat is een goed voorbeeld van een SMART doel?
A
Ondersteun Peter bij het zo spoedig mogelijk zelfstandig wonen
B
Binnen 2 weken smeert Hannah zelfstandig haar boterham tijdens het ontbijt op de woongroep
C
De begeleider helpt Wendy bij het uiten van haar emoties
D
Binnen 3 weken gaat Hans beter om met zijn emoties en wordt hij minder snel boos

Slide 40 - Quiz

"Binnen 2 weken smeert Hannah zelfstandig haar boterham tijdens het ontbijt op de woongroep."
Verzin één subdoel bij dit hoofddoel.

Slide 41 - Question ouverte

We gaan even checken:

Slide 42 - Diapositive

"Aan het einde van de les,
kan meer dan 3/4 van de aanwezige studenten vanuit een ondersteuningsvraag een doel en subdoelen formuleren"
A
Dit doel was SMART en is behaald
B
Dit doel was niet SMART
C
Dit doel was SMART, maar niet behaald
D
Dit doel was niet realistisch en dus ook niet SMART

Slide 43 - Quiz

Lesdoelen vandaag: 
Aan het einde van de les:

  • Je weet wat een ondersteuningsvraag is
  • Je weet welke soorten ondersteuningsvragen er zijn
  • Je weet hoe je ondersteuningsvragen moet formuleren
  • Je kunt vanuit een ondersteuningsvraag een doel en subdoelen formuleren

Slide 44 - Diapositive

Ik heb voldoende kennis van beginsituatie tot en met smartdoelen
Ja, dit vergeet ik nooit meer!
Een beetje, er zijn nog een aantal lastige onderdelen
Nee, ik vind het nog erg lastig

Slide 45 - Sondage

1 of 2 woorden over deze les...?

Slide 46 - Carte mentale