Beschrijf je kleding in het Spaans

Beschrijf je kleding in het Spaans
1 / 15
suivant
Slide 1: Diapositive

Cette leçon contient 15 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

Éléments de cette leçon

Beschrijf je kleding in het Spaans

Slide 1 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Leerdoel
Aan het einde van deze les kan je kleding en uiterlijk beschrijven in het Spaans.

Slide 2 - Diapositive

Introduceer het leerdoel en bespreek kort de inhoud van de les.
Wat weet je al over het beschrijven van kleding in het Spaans?

Slide 3 - Carte mentale

Cet élément n'a pas d'instructions

Vocabulaire
Schoenen (los zapatos), broek (el pantalón), shirt (la camisa), jurk (el vestido), rok (la falda)

Slide 4 - Diapositive

Laat de woorden zien en vraag de leerlingen om ze te herhalen. Leg de uitspraak en betekenis uit.
Voorbeeldzinnen
Ik draag een rode trui (Llevo un suéter rojo), Zij draagt een blauwe jurk (Ella lleva un vestido azul)

Slide 5 - Diapositive

Geef voorbeelden en leg uit hoe de zinnen zijn opgebouwd. Laat leerlingen de zinnen herhalen.
Adjectieven
Groot (grande), klein (pequeño), lang (largo), kort (corto), mooi (bonito)

Slide 6 - Diapositive

Laat de adjectieven zien en vraag leerlingen om ze te herhalen. Leg de uitspraak en betekenis uit.
Combineren
Een blauwe broek (Un pantalón azul), Een gele jurk (Un vestido amarillo)

Slide 7 - Diapositive

Laat leerlingen adjectieven en kledingstukken combineren om nieuwe zinnen te maken. Bespreek de resultaten.
Haarkleur
Blond (rubio), bruin (castaño), zwart (negro), rood (pelirrojo)

Slide 8 - Diapositive

Laat de woorden zien en vraag leerlingen om ze te herhalen. Leg de uitspraak en betekenis uit.
Oogkleur
Blauw (azul), groen (verde), bruin (marrón)

Slide 9 - Diapositive

Laat de woorden zien en vraag leerlingen om ze te herhalen. Leg de uitspraak en betekenis uit.
Beschrijvingen
Ze heeft bruin haar en groene ogen (Ella tiene el pelo castaño y los ojos verdes), Hij heeft lang zwart haar (Él tiene el pelo largo y negro)

Slide 10 - Diapositive

Laat leerlingen voorbeelden zien van beschrijvingen van uiterlijk. Bespreek hoe deze zinnen zijn opgebouwd.
Quiz
Wat is 'broek' in het Spaans? (el pantalón), Hoe zeg je 'blauwe jurk'? (vestido azul)

Slide 11 - Diapositive

Maak een quiz om te testen of de leerlingen de nieuwe woorden en zinnen begrijpen.
Oefenen
Laat leerlingen in paren oefenen met het beschrijven van elkaars kleding en uiterlijk in het Spaans.

Slide 12 - Diapositive

Geef leerlingen de kans om de nieuwe woorden en zinnen te gebruiken in een real-life situatie.
Schrijf 3 dingen op die je deze les hebt geleerd.

Slide 13 - Question ouverte

De leerlingen voeren hier drie dingen in die ze in deze les hebben geleerd. Hiermee geven ze aan wat hun eigen leerrendement van deze les is.
Schrijf 2 dingen op waarover je meer wilt weten.

Slide 14 - Question ouverte

De leerlingen voeren hier twee dingen in waarover ze meer zouden willen weten. Hiermee vergroot je niet alleen betrokkenheid, maar geef je hen ook meer eigenaarschap.
Stel 1 vraag over iets dat je nog niet zo goed hebt begrepen.

Slide 15 - Question ouverte

De leerlingen geven hier (in vraagvorm) aan met welk onderdeel van de stof ze nog moeite. Voor de docent biedt dit niet alleen inzicht in de mate waarin de stof de leerlingen begrijpen/beheersen, maar ook een goed startpunt voor een volgende les.