Libre Service U2 oefentoets 2 Sports et passions MH

• Frans
• Middelbare school
• mavo, havo
• Leerjaar 2

Unité 2

• Vocabulaire (woordjes) 
• Faire 
• Pouvoir 
• Bezitt vnw 

Luisteropdracht

• Lees de vragen eerst goed. 
• Pak je schrift en pen. 
• Schrijf op de titel: luisteropdracht Léa BMX
• Noteer voor de kantlijn 1 t/m 6. 
• Bekijk de video in z'n geheel.
• Maak aantekeningen die horen bij de vragen. 

Luisteropdracht

Vragen - Antwoord in het Nederlands

1. Vertaal de titel 'Elle est championne de BMX à 13 ans. 

2. Sinds welke leeftijd doet zij aan BMX (let  op het woord 'depuis'). 

3. Aan welke 2 sporten doet  Lea? 

4. Wat is haar mooiste herinnering?

5. Op welke manieren blijft zij fit om zich voor te bereiden op de kampioenschappen in 2024? (3 manieren). 

Welke drie mensen wil zij graag bedanken voor de steun die ze krijgt? 

www.google.com

Luisteropdracht

Laatste check: controleer of je alle vragen hebt kunnen beantwoorden. 

Zo, nee dan bekijk je de video nog eens (volgende dia). 

Concentreer je dan alleen op de vragen die je nog niet hebt kunnen beantwoorden.  

1. Vertaal de titel 'Elle est championne de BMX à 13 ans. 

2. Sinds welke leeftijd doet zij aan BMX (let  op het woord 'depuis'). 

3. Aan welke 2 sporten doet  Lea? 

4. Wat is haar mooiste herinnering?

5. Op welke manieren blijft zij fit om zich voor te bereiden op de kampioenschappen in 2024? (3 manieren). 

Welke drie mensen wil zij graag bedanken voor de steun die ze krijgt? 

www.google.com

L'équipe
Je fais du foot dans une équipe sympa.

1. de trainer
2. team
3. de tegenstander
4. de scheidsrechter

J'ai appris (apprendre)
J'ai appris pour faire du surf

1. Ik heb geleerd
2. spelen
3. laten zien
4. ontmoeten

Une expérience
C'était une expérience inoubliable.

1. het verhaal
2. de dag
3. de uitzending
4. een ervaring

Inoubliable
C'était une expérience inoubliable.

1. onvergetelijk
2. intensief
3. gek
4. creatief

Un exposé
La classe fait un exposé sur leur sport favori.

1. een vergissing
2. een afspraak
3. een idee
4. een spreekbeurt

gagner une compétition

1. een wedstrijd verliezen
2. een wedstrijd volgen
3. een wedstrijd winnen
4. een wedstrijd kijken

Welke vraag hoort bij onderstaand antwoord?
"Le rugby est un sport dur, physiquement. Il faut s'entrainer quatre fois par semaine".

1. Comment tu t'entraines?
2. Qu'est-ce qu'il y a?
3. Qu'est-ce que tu peux conseiller?
4. Où tu vas faire du rugby?

Welke Franse woorden hebben te maken met voetbal?
Noem er 5.

faire

(doen)

il/elle/on

ils

tu

je/j'

font

fais

fait

fais

Il (faire) ______ beau?
(noteer alleen de juiste vorm)

nous ______ (faire)
(noteer alleen de juiste vorm)

Jullie doen ______ au basket?
(vergeet niet het onderwerp te noteren)

Ik maak ______ mes devoirs?
(noteer de hele vertaling met 'je')

Oefenen met pouvoir (kunnen, mogen)

Mag ik ...?

1. Je peux...?
2. Tu peux...?
3. On peut...?
4. Il peut...?

U kunt

1. Nous pouvons
2. Elle peut
3. Vous pouvez
4. Elles peuvent

Vul de juiste vorm in:
Nous ...

1. pouvont
2. peuvent
3. pouvez
4. pouvons

Vul de juiste vorm in:
Ils ...

Zet in de juiste volgorde:
aller -aux toilettes - peux - je - ?

Zet in de juiste volgorde:
une pizza - nous - manger - pouvons - .

Het bezittelijk voornaamwoord

Je kijkt altijd naar het woord erachter, het bezit. 

NOOIT NAAR DE EIGENAAR VAN WIE "HET BEZIT" IS. 

(Haar)___ père travaille comme prof.

1. Son
2. Sa
3. S'
4. Ses

C'est (zijn) ___ tante.

1. son
2. sa
3. ses
4. ta

c'est (onze) .............. hond

1. nos
2. notre
3. vos
4. votre

c'est (hun)________ ami

1. leurs
2. sleur
3. leur
4. luer

voilà (uw)................vêtements

1. vos
2. leur
3. votre
4. leurs

Vertaal: ons team

Vertaal: hun passie

Vertaal: mijn tegenstander

Vertel iets over jouw sport/muziekinstrument.

- vertel welke sport je doet of welke hobby je hebt (kan ook instrument zijn).
- vertel waarom je deze sport/hobby leuk vindt
- vertel op welke twee dagen je traint.
- Vraag aan de ander wat zijn/haar lievelingssport is.