Les 1 Werkwoordspelling persoonsvorm

• Nederlands
• Middelbare school
• vwo
• Leerjaar 3

Hoe vind je de persoonsvorm in een zin? Er zijn meerdere antwoorden mogelijk.

Misschien herken je dit?

PVTT
Ik ben benieuwd hoe lang hij het uithou....

1. uithoud
2. uithout
3. uithoudt

PVTT
Zij beoordeel.... de gebeurtenis niet erg objectief.

1. beoordeeld
2. beoordeelt
3. beoordeeldt

PVTT
Wor... je nog opgenomen in de selectie van het eerste elftal?

1. Word
2. Wort
3. Wordt

PVTT
Beantwoor.... hij de post altijd zo laat?

1. Beantwoord
2. Beantwoordt
3. Beantwoort

PVTT
Het gebeur... de laatste tijd steeds meer.

1. gebeurd
2. gebeurt
3. gebeurdt

PVTT
Bran.... je handen niet aan die hete pan!

1. brand
2. brant
3. brandt

PVTT
Vin... je leraar het goed dat je met je iPhone speelt tijdens de les?

1. Vind
2. Vint
3. Vindt

PVTT
Hij geloof... niet dat dat mogelijk is met dat toestel.

1. geloofd
2. gelooft
3. geloofdt

PVTT
Als je hem ondervraag..., moet je hem recht aankijken.

1. ondervraagd
2. ondervraagt
3. ondervraagdt

Weet je wel wat het beteken.... als je werkwoordspelling echt beheerst!

1. betekend
2. betekent
3. betekende
4. betekente

juist

onjuist

Een zin heeft altijd één persoonsvorm.

Onderwerp en persoonsvorm staan altijd naast elkaar.

De persoonsvorm verandert mee met tijd en getal.

Een zin met meerdere werkwoorden noemen we een samengestelde zin.

PERSOONSVORM VERLEDEN TIJD

VUL HET WOORD IN DAT OP DE STIPPELLIJNTJES HOORT.

1. De storm … (verwoesten) auto’s en … (beschadigen) huizen.

2. De jongens … (vergokken) hun geld of … (verspillen) het in de kroeg.

3. … (versperren) die omgewaaide boom de weg?

4. Toen ik … (arriveren), … (blaffen) de hond en … (gakken) de ganzen.

5. De boksers … (bestrijden) elkaar alsof ze … (vechten) voor hun leven.

6. … (worden) de kok ontslagen omdat hij de koning … (bedreigen)

7. We ... (zwemmen) naar een bootje dat op het meer ... (drijven).

8. Tim ... (worden) tot chef benoemd en ... (blijven) dat twintig jaar.

9. ... (stelen) de zakkenroller je portemonnee uit je achterzak?

10. De alpinist ... (vliegen) naar Nepal en ... (beklimmen) er een berg.

VIND DE PVVT

We gingen zwemmen.
Ze vond het feest erg leuk.
Peter wilde gaan fietsen.

Jantje ging met de taxi naar het vliegveld en daarna ging hij met de trein weer naar huis.

Ik ging met de auto naar het bos om te wandelen. Daarna ging ik weer naar huis.

IS HET EEN ZWAK OF EEN STERK WERKWOORD?

antwoorden

1. zwak
2. sterk

gooien

1. zwak
2. sterk

geven

1. zwak
2. sterk

aanbranden

1. zwak
2. sterk

dreigen

1. zwak
2. sterk

gokken

1. zwak
2. sterk

Maken

Huiswerk zie it's Learning en Malmberg (Talent online)