Nederlands Persoonsvorm Verledentijd

• Nederlands
• Middelbare school
• havo, vwo
• Leerjaar 3

PERSOONSVORM VERLEDEN TIJD

VUL HET WOORD IN DAT OP DE STIPPELLIJNTJES HOORT.

1. De storm … (verwoesten) auto’s en … (beschadigen) huizen.

2. De jongens … (vergokken) hun geld of … (verspillen) het in de kroeg.

3. … (versperren) die omgewaaide boom de weg?

4. Toen ik … (arriveren), … (blaffen) de hond en … (gakken) de ganzen.

5. De boksers … (bestrijden) elkaar alsof ze … (vechten) voor hun leven.

6. … (worden) de kok ontslagen omdat hij de koning … (bedrijgen)

7. We ... (zwemmen) naar een bootje dat op het meer ... (drijven).

8. Tim ... (worden) tot chef benoemd en ... (blijven) dat twintig jaar.

9. ... (stelen) de zakkenroller je portemonnee uit je achterzak?

10. De alpinist ... (vliegen) naar Nepal en ... (beklimmen) er een berg.

VIND DE PVVT

We gingen zwemmen.
Ze vond het feest erg leuk.
Peter wilde gaan fietsen.

Jantje ging met de taxi naar het vliegveld en daarna ging hij met de trein weer naar huis.

Ik ging met de auto naar het bos om te wandelen. Daarna ging ik weer naar huis.

IS HET EEN ZWAK OF EEN STERK WERKWOORD?

antwoorden

1. zwak
2. sterk

gooien

1. zwak
2. sterk

geven

1. zwak
2. sterk

aanbranden

1. zwak
2. sterk

dreigen

1. zwak
2. sterk

gokken

1. zwak
2. sterk

MAAK EEN ZIN HET WOORD ALS PERSOONSVORMVERLEDENTIJD

MOETEN

KOMEN

willen

GAAN

WILLEN