2-12-2022 H2 Spaans El test oral

Preparar el test oral
Groeten
Vragen naar iemands naam
Vragen hoe het gaat met iemand
Vragen naar iemands leeftijd
Vragen waar iemand woont
Vragen waar iemand vandaan komt
Afscheid nemen
1 / 12
suivant
Slide 1: Diapositive
SpaansMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

Cette leçon contient 12 diapositives, avec diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

Preparar el test oral
Groeten
Vragen naar iemands naam
Vragen hoe het gaat met iemand
Vragen naar iemands leeftijd
Vragen waar iemand woont
Vragen waar iemand vandaan komt
Afscheid nemen

Slide 1 - Diapositive

Preparar el test oral
Vragen naar het telefoonnummer van iemand.
Vragen naar het lievelingsvak van iemand.
Vragen wat iemand studeert. 
Vragen met hoeveel leerlingen iemand in de klas zit.
Vragen welke sport iemand leuk vindt.

Slide 2 - Diapositive

Preparar el test oral
       ¿Cuál es tu número de teléfono?
Mi número de teléfono es ……………………..
    ¿Cuál es tu asignatura favorita?
Mi asignatura favorita es Español/matemáticas/educación física..
¿Qué estudias?
Estudio segundo de Educación Secundaria.

16. In mijn klas zitten we met 30 leerlingen. En mi clase somos 30 alumnos/estudiantes.
17. Welke sport vind je leuk? ¿Qué deporte te gusta?
18. Ik vind … leuk. Me gusta(n) ….

Slide 3 - Diapositive

Prepara el test oral
¿Cuántos alumnos sois en tu clase?
En mi clase somos 30 alumnos/estudiantes.
¿Qué deporte te gusta?
Me gusta(n) …. el tenis / el fútbol / el baloncesto / bailar.

Slide 4 - Diapositive

Preparar el test oral
Heb jij een grote familie? 
 Ja, ik heb een grote familie. 
Nee, ik heb een kleine familie. 
Hoeveel broers en zussen heb je? 
 Ik heb twee broers. Ik heb geen zussen. 
Hoe heet je moeder? 
Mijn moeder heet ....
 Waar wonen je grootouders?
Mijn grootouders wonen in Madrid. 


Slide 5 - Diapositive

Preparar el test oral
Heb jij een grote familie? ¿Tienes una familia grande?
Ja, ik heb een grote familie. Sí, tengo una familia grande.
Nee, ik heb een kleine familie. No, tengo una familia pequeña.
Hoeveel broers en zussen heb je? ¿Cuántos hermanos tienes?
Ik heb twee broers. Ik heb geen zussen. Tengo dos hermanos. No tengo hermanas.


Slide 6 - Diapositive

Preparar el test oral
Hoe heet je moeder? ¿Cómo se llama tu madre?
Mijn moeder heet Elena. Mi madre se llama Elena.
Waar wonen je grootouders? ¿Dónde viven tus abuelos?
Mijn grootouders wonen in Madrid. Mis abuelos viven en Madrid.

Slide 7 - Diapositive

Preparar el test oral
Informeren naar de familie van de ander:
Hoe oud is je moeder? 
Mijn moeder is 40. 
Welk beroep heeft je vader? 
Mijn vader werkt in een bank. 


Slide 8 - Diapositive

Preparar el test oral
¿Cuántos años tiene tu madre?
Mi madre tiene 40 años.
¿Qué profesión tiene tu padre? Dónde trabaja tu padre?
Mi padre trabaja en un banco.
¿Tienes mascotas?
Sí, tengo un (1) perro. No, no tengo mascotas.

Slide 9 - Diapositive

Preparar el test oral
Heb je huisdieren? 
Ja, ik heb 1 hond. 
Nee, ik heb geen huisdieren. 
Wat is je lievelingskleur? 
Mijn lievelingskleur is ..... blauw. 
Wat is je lievelingseten/lievelingsdrankje? 
Paella/Pizza is mijn lievelingseten. 
Hou je van ... bananen? Vind je bananen lekker? 

42. Nee, ik vind bananen niet erg lekker. No, no me gustan mucho los plátanos.


Slide 10 - Diapositive

Preparar el test oral
  ¿Tienes mascotas?
Sí, tengo un (1) perro. No, no tengo mascotas. 
¿Cuál es tu color favorito?
Mi color favorito es el azul.
   ¿Cuál es tu comida/bebida favorita?
La paella/la pizza es mi comida favorita.
¿Te gustan los plátanos?
Sí, me gustan mucho.
  No, no me gustan mucho.

Slide 11 - Diapositive

¿Qué día es hoy?

Slide 12 - Diapositive